Pesten versus agressie
Op één aspect heeft Guldberg gelijk; de schatting dat vijfentwintig procent van de leerlingen wordt gepest, is te hoog. Het is goed om pas van pesten te spreken als er aan drie voorwaarden wordt voldaan: één of meer personen brengen een ander bewust en herhaaldelijk schade toe, waarbij er machtsongelijkheid is. Met deze definitie wordt naar schatting ongeveer tien tot vijftien procent van de kinderen gepest.
Pesten kan op vele manieren gebeuren. Bijvoorbeeld fysiek (slaan, schoppen), materieel (spullen afpakken, kapot maken), verbaal (uitschelden), relationeel (roddelen, buitensluiten) of digitaal (via de computer of telefoon). Alleen als dit herhaaldelijk gebeurt en er een machtsongelijkheid is, spreken we van pesten. In gevallen waarbij een vorm van geweld een enkele keer plaatsvindt tussen kinderen die ongeveer even sterk zijn, spreken we van agressie.
Dit is een punt waar Guldberg de fout in gaat. Ze verwisselt pesten met agressie en conflicten. Natuurlijk, mag je conflicten met bepaalde klasgenoten hebben, maar je moet ze wel respecteren en niet gaan pesten. Agressie kan soms nuttig zijn, maar niet als het systematisch tegen dezelfde persoon is gericht met dominantie en status als drijfveren.