Spreek je in je werk regelmatig met jongeren? Bijvoorbeeld met een leerling, een cliënt, een sporter? De simpele vraag 'Hoe is het met je?' kan al veel in gang zetten. Het kan het startpunt zijn voor een verhaal over financiële problemen, eenzaamheid, stress of lichamelijke klachten. Of over een ingrijpende gebeurtenis die iemand heeft meegemaakt. Goed het gesprek aangaan kan van grote betekenis zijn voor het herstelproces van de jongere. Wij geven je algemene tips en specifieke tips per leeftijdsgroep.
Gesprekstips per leeftijdsgroep 8 tips om het gesprek te voeren
- Breng het gesprek op gang
Stel vragen die helpen het gesprek op gang te brengen. Een jongere wil vaak graag vertellen hoe het gaat, maar je moet ze soms een drempel over helpen. Geef iemand de tijd om zich open te stellen. Stel de jongere op zijn of haar gemak. Sluit aan bij de iemands belevingswereld en vraag naar interesses, hobby’s, vrienden of school.
Soms helpen gesloten vragen in het begin van het gesprek, als iemand het moeilijk vindt om te bepalen wat hij of zij wil zeggen. Benoem je intenties bij de start van het gesprek. Zo voorkom je dat de jongere uitgaat van negatieve intenties. Benoem ook de vertrouwelijkheid van het gesprek.
2. Wees nieuwsgierig en luister
Het is belangrijk te laten zien dat je geïnteresseerd bent in iemands verhaal. Laat zien dat je nieuwsgierig bent in wat iemand beweegt, dat je niet oordeelt en dat je bereid bent er wat van te leren. Neem de jongere serieus en ga het gesprek aan op basis van gelijkwaardigheid. Vul niet voor de jongere in wat hij of zij ervaart of voelt, bijvoorbeeld op basis van je eigen ervaringen, maar vraag dit altijd na.
3. Breng het gesprek verder
Stimuleer het vertellen. Vraag door op onderwerpen waarvan je voelt dat de ander die belangrijk vindt. Laat ook ruimte wanneer de jongere (nog) geen antwoord wil of kan geven op vragen. Bied ruimte voor stilte en om na te denken. Laat je waardering blijken voor iemands denkproces.
Benoem ook eerlijk wanneer je merkt dat het gesprek niet goed loopt. Op deze manier deel je de verantwoordelijkheid voor het gesprek en creëer je vertrouwen.
Voorbeeld: 'Het gesprek loopt niet, dat merken we allebei. Wat denk je dat zou helpen?'
4. Zorg voor veiligheid
Zorg voor een veilige omgeving zodat iemand zich op haar of zijn gemak voelt. Zowel fysiek als emotioneel. Neem serieus wat iemand zegt, ook als je een andere mening hebt. Ga het gesprek aan op basis van gelijkwaardigheid.
Voorbeelden: 'Niemand kan meeluisteren', 'Je kunt me vertrouwen, ik veroordeel je niet.' Of: 'Ik waardeer je zoals je bent.'
5. Wees open en eerlijk
Wees open door ook te benoemen wat jij zelf voelt bij wat je hoort. Het is belangrijk om eerlijk te zijn over je gevoelens en gedachten, omdat jongeren het aanvoelen wanneer je hier niet eerlijk over bent. Dit kan zorgen voor een gevoel van onduidelijkheid en onveiligheid.
Voorbeelden: 'Ik vind het heel bijzonder dat je me dit vertelt, dank je wel.' 'Ik weet geen woorden meer om te vertellen hoe naar ik het voor je vind.'
6. Kom beloften na
Doe wat je zegt, en zeg wat je doet. Zo laat je zien dat je betrouwbaar bent. Beloof dus ook niets wat je niet na kunt komen, zoals absolute vertrouwelijkheid van het gesprek. Dat kan je namelijk niet altijd waarmaken. Bijvoorbeeld als je vreest voor de acute veiligheid van de jongere door signalen van huiselijk geweld of gedachten aan zelfdoding.
7. Geef aandacht aan veerkracht
Probeer iemands veerkracht te bepalen. Welke oplossingen draagt de jongere zelf aan, welke hulp is daarbij nodig? Zijn er steunfiguren die kunnen helpen? Bijvoorbeeld een zus, vriend of buurvrouw waar iemand een vertrouwensband mee heeft? Kijk samen naar hoe deze personen ingezet kunnen worden, bijvoorbeeld door ze uit te nodigen in een vervolggesprek.
8. Sluit goed af
Vraag aan het einde van het gesprek hoe de ander het heeft ervaren. Bedank voor het gesprek en de geboden openheid. Bied ruimte om even bij te komen na een inspannend gesprek. Geef aan dat je ook op een later moment beschikbaar bent als de jongere terug wil komen op het gesprek. Maak samen afspraken.
Gesprekstips per leeftijdsgroep
Hieronder vind je leeftijdsspecifieke informatie en tips, maar in de praktijk zijn leeftijdsgrenzen nooit zo strak. De ontwikkeling van jongeren in dezelfde leeftijdsgroep kan sterk verschillen. De ontwikkelingsleeftijd is een betere indicator dan de kalenderleeftijd.
Communicatietips voor een jongere van 12-13 jaar
Jonge pubers voelen zich vaak onzeker in communicatie met volwassenen. Ze willen graag zeker overkomen, maar weten veel dingen nog niet. Ze vinden het lastig om dat te erkennen en zwijgen dan liever. Het is belangrijk deze signalen van onzekerheid op te vangen, te checken en zoveel mogelijk weg te nemen.
1. Forceer niet
De motivatie voor een gesprek is voor de jonge puber vaak laag. Vaak is er sprake van sociaal wenselijk gedrag. Het gesprek kan moeizaam verlopen. Het creëren van een dialoog en een gesprek vergt aandacht. Forceer niet en vraag wat de jongere zelf prettig vindt.
2. Houd het kort
Jongeren in deze leeftijd willen vaak niet lang praten als het initiatief van de volwassene komt. Houd het gesprek kort als je merkt dat de aandacht van de jongere afdwaalt. Laat de duur van het gesprek afhangen van de sfeer.
3. Onderneem iets samen
Zeker bij wat actievere jongeren kan het helpen om het gesprek te voeren tijdens een activiteit. Jongeren praten vaak makkelijker als je iets met ze doet. Dit maakt de kans op uitwisseling groter dan wanneer je 'ervoor gaat zitten'. Een wandeling of fietstocht biedt mogelijkheden die er in het klaslokaal of op je kantoor niet zijn als een zwaar onderwerp moet worden besproken. Ook als je een balletje trapt of een spel speelt kan je een gesprek voeren dat net zo diep kan gaan als wanneer je ervoor gaat zitten.
Communicatietips voor een jongere van 14-15 jaar
In deze leeftijd is er een groot verschil in het spreken met leeftijdgenoten of met volwassenen. Met leeftijdgenoten wordt uitgebreid gesproken, met volwassenen liefst zo min mogelijk. In deze fase wil de jongere met de volwassene snel 'to the point' komen: geen ellenlange monologen, geen 'gepreek'. Snel regelen waar het om gaat, en vervolgens weer verder met je eigen dingen.
1. Benoem ‘signalen van verzet’
Jongeren van 14 of 15 jaar zijn vaak minder geneigd om met volwassenen te praten. In het gesprek is het belangrijk alert te zijn op signalen van verzet. Bijvoorbeeld draaiende ogen, de andere kant op kijken, met de telefoon bezig zijn, zuchten. Deze signalen laten zien dat de puber zijn tijd met de volwassene uitzit.
Benoem de signalen van verzet. Vraag wat de jongere prettig vindt en of het beter is op een later moment op het onderwerp terug te komen. Laat de deur open staan voor de jongere:
'Ik zie dat je de andere kant op kijkt, wat zou je fijn vinden op dit moment?' of 'Mocht je dat fijner vinden, dan kunnen we hier ook op een ander moment over doorpraten'.
2. Toon belangstelling
Het is niet vanzelfsprekend dat de jongere gemotiveerd is voor het gesprek. Om de motivatie van de jongere te versterken, is het tonen van oprechte belangstelling noodzakelijk. Het kan helpen door te vragen op onderwerpen waar de puber zich mee bezighoudt. Bijvoorbeeld hobby’s, muziek, gamen, vrienden of school.
3. Zorg voor een ‘lichte’ setting
Bij een zwaarder gesprek kan het helpen iemand op een meer indirecte manier te benaderen. Dat maakt de kans op uitwisseling groter dan wanneer je 'ervoor gaat zitten'. Ga een stukje lopen of fietsen. Gesprekken vinden vaak makkelijker plaats in een vorm die tijdelijkheid uitdrukt: staand bij de deur of even kort voor of na een afspraak met de ouders hebt. Ook kan het helpen om bij de gesprekken een vriend of vriendin erbij te vragen.
Communicatietips voor een jongere boven de 16 jaar
Jongeren vanaf 16 jaar voelen zich al min of meer gelijk aan de volwassene. Zij kunnen heel goed lange gesprekken voeren. De jongere wil er in deze fase - weliswaar onder voorwaarden - wel 'voor gaan zitten'. Wel geven ze al snel signalen van ongeduld af als de communicatie niet snel genoeg gaat. Ze voelen zich 'voor gek gezet' als de volwassene te uitgebreide, te simpele of overbodige uitleg geeft. Het is belangrijk deze signalen van ongeduld te herkennen en er goed mee om te gaan.
1. Benader de jongere als volwassene
Het is belangrijk een gevoel van gelijkwaardigheid te creëren. Benader de jongere op dezelfde manier waarop je een volwassene zou benaderen. Jongeren boven de 16 jaar voelen zich volwassen. Wanneer je ze als kind behandelt, kunnen ze afhaken. Het uiten van waardering voor het denkproces is motiverend voor een 16-plusser. Vraag hoe het op dit moment gaat en wat de behoeften zijn in plaats van ongevraagd advies te geven.
2. Houd rekening met de zoektocht naar zelfstandigheid
Hulp vragen kan in deze leeftijd in strijd zijn met zoektocht naar zelfstandigheid. Benoem hoe knap het is dat iemand hulp zoekt, dat het juist een teken is van kracht in plaats van zwakte. Maak gebruik van de wens tot zelfstandigheid: wat kan iemand zelf doen aan de situatie, waarin geef je iemand de verantwoordelijkheid om zelf aan de oplossing te werken?
3. De omgeving is belangrijk
Praat met de jongere over reacties van de omgeving op wat er is gebeurd. Vraag wie er zijn om hulp en steun te bieden, bijvoorbeeld vrienden of ouders. Of van wie ze graag steun zouden krijgen. Zelfstandigheid is ook zelf kiezen wie je inzet om je te helpen.
Bron Slachtofferhulp