Groepjes maken:
Alle kinderen lopen in een rustig tempo door de klas. Leerkracht klapt in handen en zegt welke groepjes er gemaakt moeten worden. Bijvoorbeeld: “Maak een groepje van kinderen die dezelfde kleur ogen hebben.” Alle kinderen met blauwe ogen gaan bij elkaar staan. Alle kinderen met bruine ogen etc. De kinderen die een groepje vormen, geven elkaar een hand. Zo staan zij met elkaar in een kringetje. Als alle kinderen een groepje hebben, mag 1 kind per groepje zeggen wat zij hetzelfde hebben.
Ideeën voor groepjes:
- Kleur haar
- Leeftijd
- Kapsel (kort haar, lang haar, vlechtjes, staartjes)
- Leeftijd
- Soort schoenen (klittenband, veters, laarzen, gympen etc.)
- Soort kleding (lange broek, korte broek, rokjes, jurk etc.)
- Jongens/meisjes
Zo kunnen kinderen zien dat ze soms gemeenschappelijke kenmerken hebben en soms ook niet.
Bedankt Carolien voor het delen van jouw lessuggesties