Les materiaal Pesten 380: Bespreek de zes rollen tijdens pestsituaties |

084-8340086

Les materiaal Pesten 380: Bekijk & bespreek de 6 rollen tijdens pestsituaties slachtoffer, pester, assistent, versterker, verdediger en buitenstaander

Inleiding: de hele groep speelt een rol bij pesten 

Kinderen die pesten, doen dat meestal omdat ze aan anderen willen laten zien hoe cool en stoer ze zijn. Pesten gebeurt daarom bijna altijd als er ook andere kinderen bij aanwezig zijn. Zij vormen het publiek. De reactie van het publiek is heel belangrijk. Als het publiek lacht of de pester aanmoedigt dan heeft de pester het gevoel dat hij of zij inderdaad heel cool en stoer is. Maar als het publiek opkomt voor het slachtoffer dan voelt de pester zich helemaal niet cool en stoer en stopt hij of zij vaak met pesten.

Poster 6 rollen bij Pesten Beau Oldenburg

Vragen om met de klas te bespreken

  • Wie doet wat op deze afbeelding?

  • Welke rol neem jij meestal aan (als het niet wenselijk is om dit klassikaal te bespreken de kinderen hier zelf over na laten denken)?

  • Hebben kinderen altijd dezelfde rol of kun je ook meerdere rollen hebben? (antwoord: kinderen hebben meerdere rollen, afhankelijk van de situatie)

  • Op welke manieren kun je iemand die gepest wordt helpen?

  • Waarom heeft het meisje met het gele shirt een cape om?

Zes rollen bij pesten 

  1. Slachtoffer (jongen met geel shirt)
    Het slachtoffer is degene die gepest wordt. Kinderen die gepest worden, voelen zich vaak eenzaam, angstig en verdrietig.
     
  2. Pester (jongen met rood shirt)
     
  3. Pesters pesten omdat ze cool en stoer willen zijn.
    Pesten kan op verschillende manieren gedaan worden: fysiek (schoppen, slaan), verbaal (uitschelden), relationeel (roddelen), materieel (spullen kapot maken) en cyber pesten (online pesten).
     
  4. Assistent (meisje met rood shirt)
     
  5. De assistent begint zelf niet met pesten, maar gaat meedoen zodra iemand anders begonnen is. De assistent helpt de pester dus.
     
  6. Versteker (jongen met blauw shirt rechts)
    Versterkers pesten zelf niet maar lachen om de pester of moedigen deze aan. De versterkers geven de pester het gevoel dat pesten leuk of grappig is.

    Deze zes rollen zijn voor het eerst omschreven in 1996 door de Finse wetenschapper Christina Salmivalli.
  7. Verdediger (meisje met cape)
    Gelukkig zijn er ook verdedigers. Zij helpen het slachtoffer. Dat kan door tegen de pester te zeggen dat hij of zij moet ophouden, maar ook door bijvoorbeeld met het slachtoffer naar de meester of juf te gaan.

  8. Buitenstaander (jongen met blauw shirt links)
    Buitenstaanders weten meestal wel dat er gepest wordt, maar bemoeien zich er niet mee. Dit kan het slachtoffer het gevoel geven dat zij het niet zo erg vinden dat er gepest wordt.

 

Toelichting illustratie 

Deze illustratie laat de zes rollen zien die kinderen vaak innemen tijdens pestsituaties: slachtoffer, pester, assistent, versterker, verdediger en buitenstaander. De illustratie leent zich uitstekend om pesten in de klas te bespreken en de verschillende rollen uit te leggen. De illustratie kan op groot formaat worden afgedrukt. Gebruik hiervoor de PDF versie. De illustratie mag vrij gebruikt worden. Voor vragen, suggesties of complimenten: beauoldenburg@gmail.com

 

Bij het pesten zijn meerdere partijen betrokken. Van der Meer (1992) stelt dat er vijf partijen betrokken zijn, namelijk de dader, het slachtoffer, de omstanders, de ouders en de leerkrachten. Goossens et al. (2012) deelt de eerste drie partijen verder in in zes verschillende pestrollen. 

  • De eerste rol is de dader, degene die het pesten start.
  • De tweede rol is de meeloper, degene die meedoet met pesten.
  • De derde rol is de aanmoediger, degene die eromheen staat en het pesten aanmoedigt door bijvoorbeeld te gaan lachen. 
  • De vierde rol is het slachtoffer, degene die gepest wordt. 
  • De vijfde rol is de verdediger, degene die het pesten niet goedkeurt en probeert op te komen voor het slachtoffer.
  • De laatste, zesde rol, is de omstander of buitenstaander, die het pesten negeert en zich erbuiten houdt. Deze rol wordt vaak door de grootste groep op zich genomen. 

Maar wie is er pester / dader en waarom pest een dader? Olweus (zoals geciteerd in Emmerechts, 1999) probeert hier antwoord op te geven door een profiel op te stellen van de dader.

Profiel Pester / De dader

Is impulsief, extravert, wil graag populair gevonden worden en denkt dit alleen te bereiken door te pesten. De dader denkt dat pesten hem populair maakt, maar vaak worden daders niet aardig gevonden (Goossens et al., 2000),
Wil graag de macht hebben over anderen en ziet pesten als een manier om zijn eigen frustraties en problemen af te reageren,
Heeft weinig empathie en vindt geweld gebruiken positief, daders hebben niet door dat pesten schade veroorzaakt bij het slachtoffer.

Vrijwel alle daders hebben moeite met grenzen en regels. Van der Meer (1992) onderschrijft deze karakterbeschrijving van Olweus en benoemt dat dit profiel geldt voor zowel kinderen als volwassenen. Volgens Hasselaar & De Mynck (1999) geven daders vaak slachtoffers de schuld van het pesten. De slachtoffers zouden het pesten uitlokken.  

Naast het profiel van Olweus dat inzicht geeft in de dader, stellen Smokowski & Holland Kopasz (2005) dat er vier types of soorten daders zijn.

Vier types of soorten pesters / daders 

  1. Het eerste type, de fysieke dader, gebruikt direct geweld zoals schoppen en slaan en is het type dat het meeste opvalt.
  2. Het tweede type, de verbale dader, gebruikt scheldwoorden om het slachtoffer te kleineren. Dit type is lastiger te ontdekken.
  3. Het derde type, de relationele dader, krijgt anderen zover dat ze het slachtoffer buitensluiten. Dit type komt veel voor bij meisjes.
  4. Het vierde type is de reactionele dader, die anderen aanzet om te vechten, vervolgens terugvecht en dan zegt dat het zelfverdediging was.  

Er is niet een bepaald type kind dat gepest wordt. Elk kind heeft de kans om gepest te worden. Een kind loopt risico op pesten als het afwijkt van de norm van de groep. Dat kan al zijn als een kind andere kleding draagt dan de leden van de groep (Emmerechts,1999). Ondanks dat elk kind gepest kan worden, zijn er wel een aantal kenmerken te noemen die ervoor zorgen dat een slachtoffer sneller gekozen wordt. Olweus (zoals geciteerd in Emmerechts, 1999) probeert voor het slachtoffer ook een profiel op te stellen.

Profiel Het slachtoffer 

  • heeft weinig zelfvertrouwen, relatief weinig vrienden en is fysiek zwak,
  • keurt geweld af en kan niet goed met agressie omgaan,
  • laat afwijkingen zien van de groepsnorm,
  • reageert onhandig op pesten,
  • kan zich isoleren van de groep vanwege een eventueel pestverleden.

Emmerechts (1999) zet vraagtekens bij dit profiel. Aan de ene kant beweert Olweus dat iedereen gepest kan worden, aan de andere kant zou iemand die onzeker is sneller worden gepest. Ook Leymann (zoals geciteerd in Emmerechts, 1999) is kritisch op Olweus en vindt dat dit profiel niet te veel aandacht moet krijgen, omdat het volgens hem gaat om de groepsfenomenen eromheen. 

Het slachtoffer kan verder passief of provocerend zijn

Het passieve slachtoffer negeert de dader en het provocerende slachtoffer wordt boos en slaat terug  (Van der Meer, 1993; Olweus, zoals geciteerd in De Meyer et al., 1994). 
Goossens et al. (2000) noemen beide manieren van reageren ook, zij gebruiken de termen  submissief en reactief-agressief. Welke reacties de gepesten ook geven, vaak is het een poging om zichzelf te beschermen, maar niet effectief om pesten te verminderen.  

De vijfde rol is de verdediger, degene die het pesten niet goedkeurt en probeert op te komen voor het slachtoffer. Kinderen die ertegenin gaan zijn er wel, maar komen weinig voor. Vaak gaan ze er sneller tegenin als hun school het opkomen stimuleert en als ze weten en geleerd hebben dat pesten niet goed is (Rigby, 2008). 

De laatste, zesde rol, is de omstander of buitenstaander, die het pesten negeert en zich erbuiten houdt. Deze rol wordt vaak door de grootste groep op zich genomen. Zij negeren het pesten uit angst zelf slachtoffer te worden of er niet bij te horen. Zonder die aandacht zou het pesten min of meer stoppen of in ieder geval verminderen (Rigby, 2008; Hasselaar & De Muycnk, 1999).  

“Kinderen maken in een klas onderscheid tussen kinderen die er wel toe doen en kinderen die er niet toe doen. De kinderen die er zogenaamd niet toe doen, zijn vaak het slachtoffer van pesten. De pester wil graag een hoge sociale status en geliefd zijn. Omdat de pester vaak een bovengemiddeld begrip heeft van wat mensen denken en voelen, weet hij ook wat de zwakke plekken zijn van anderen. Door zijn macht te gebruiken, krijgt de pester waardering van anderen en bereikt hij de sociale status die hij wil bereiken”,  aldus hoogleraar sociologie Rene Veenstra.