Wie is het?
Je mag zo drie feiten over jezelf opschrijven. Probeer feiten op te schrijven waarvan je denkt dat (bijna) niemand in de klas dit weet. Zorg wel dat het dingen zijn die anderen van je te weten mogen komen. We gaan er namelijk een spel mee doen. Denk aan dingen die je graag doet na schooltijd, het beroep van je ouders, het coolste van je kamer of iets dat je heel leuk vindt of goed kan. Zet je naam niet op het papier. Als je drie dingen hebt opgeschreven mag je een prop van je papier maken.
De kinderen gooien hun prop papier door het lokaal. Laat ze een prop in de buurt oppakken en nogmaals rondgooien. Nu weet niemand meer van wie welke prop is.
Om de beurt pakken kinderen een prop papier op, lezen voor wat er op het papier staat en proberen te raden van wie de prop papier is. Weten ze het niet? Dan leggen ze de prop weer op de grond. Degenen van wie de prop het langst overblijven, zijn de winnaars!
Variatie: Wat is waar?
Je kunt deze werkvorm ook aanpassen. Je laat de kinderen dan twee feiten over zichzelf opschrijven en één verzinsel. In deze variant schrijven de kinderen wel hun naam op het papier. Het is aan degene die de prop opraapt om te raden welke van de drie dingen is verzonnen.