Op individueel niveau
Het slachtoffer
- Neem zijn verhaal ernstig, ga na wat er gebeurt, vang hem op met ondersteunende gesprekken. De leerling moet voelen dat hij wordt geloofd. Geef nooit de indruk dat de oplossing nu nabij is.
- Ga in op zijn positieve kenmerken of op positieve reacties van de groep. Ze kunnen het zelfbeeld van het slachtoffer ondersteunen.
- Bespreek de concrete pestsituaties en bespreek alternatieve reactiewijzen («Wat had je kunnen doen? Hoe zou je in het vervolg kunnen reageren?»)
- Ga op zoek naar de reden waarom hij wordt gepest (is vlug geraakt, laat zich makkelijk doen, reageert verkeerd) Soms zal het slachtoffer extra begeleiding nodig hebben (leren opkomen voor zichzelf, sociale vaardigheidstraining). Probeer het probleem dan niet alleen op te lossen. Zoek hulp bij het PMS.
De pestkop
- Spits je toe op zijn negatief of ongewenst gedrag, niet op zijn persoon. Kwets of kleineer hem niet. Hoe beter de band is tussen jou en de pestkop, hoe meer kans op resultaat.
- Laat nooit blijken dat iemand iets is komen vertellen. Je hebt het pesten zelf gemerkt.
- Maak samen afspraken («Wat doe je om het goed te maken?», «Wat als het nog eens gebeurt?» «Hoe ga je erop letten?»).
- Ga op zoek naar de reden waarom hij pest (mogelijke conflicten, op zoek naar aandacht, aanzien willen). Soms is verdere begeleiding (karakterproblemen, zelfcontrole) nodig. Zoek dat uit met het CLB.
De ouders
- Ouders van pestende of gepeste kinderen voelen zich verveeld of beschaamd om het probleem bekend te maken. Een vertrouwenspersoon op school kan die drempel verlagen.
- Het nieuws kan bij de ouders van de pestkop hard aankomen, als een beschuldiging. De pestkop kan thuis immers voorbeeldig en rustig zijn. Vertel uitvoerig wat op school gebeurt. Stimuleer de ouders om met hun kind het probleem te bespreken. En niet meteen te bestraffen.
- Ouders van de gepeste willen het potje vaak gedekt houden omdat ze bang zijn dat hun kind nog meer het slachtoffer wordt. Overtuig hen dat er oplossingen zijn. Help ze met hun kind zoeken naar de oorzaak van het pesten en naar alternatieve reacties op concrete pestsituaties (rustige, humoristische reacties). Ouders kunnen hun kinderen ook stimuleren om naar de jeugdbeweging, hobbyclub of academie te gaan, milieus waar ze misschien niet worden gepest. Zo winnen de kinderen aan zelfvertrouwen.
- Ouders van kinderen die niet rechtstreeks met een pestgeval te maken hebben, kunnen de rol van hun kind bespreken. Luisteren naar de pestverhalen van hun kind, ze bespreken met de leerkrachten en andere ouders, duidelijk maken waar de grenzen liggen.
Op klasniveau
De andere leerlingen:
- Ga klasgesprekken niet uit de weg. Bespreek het verschil tussen plagen, ruzie maken en pesten. Kies als leerkracht nooit de zijde van de meelopers om zo je gezag en populariteit te verzekeren.
- Meestal beseffen de meelopers wel dat wat gebeurt, fout is. Laat de leerlingen zelf over oplossingen nadenken. Leer ze hoe ze in pestsituaties kunnen reageren. Als pestkoppen met hun gedragingen geen succes meer ervaren bij de meerderheid of zelfs op tegenkantingen botsen, zullen de pesterijen vaak een stille dood sterven.
- De leerlingen die niet rechtsreeks bij het pesten betrokken zijn, kunnen het slachtoffer meer bij hun activiteiten betrekken en erop toezien dat de pestkop zijn gemaakte afspraken nakomt.
Op schoolniveau
De leerkrachten en opvoeders:
- Hou collega’s op de hoogte van pestgevallen, praat erover en vraag hun mening.
- Vraag ze om uit te kijken en op pesterijen te reageren.
- Bevorder de communicatie rond het probleem in alle geledingen van de schoolgemeenschap (ouderraad, leerlingenraad, leerkrachtenraad). Ouders, leerkrachten en leerlingen kunnen een interventieplan of pestactieplan uitwerken. Liever vóór het probleem zich voordoet dan naar aanleiding van één concreet geval, dat daardoor overdreven grote aandacht krijgt.