Wanneer de klas komt aangelopen en ik alle leerlingen begroet met een high five zie ik dat één meisje zich achteraan de stoet lachende klasgenoten huilend inhoudt. Ze kijkt me smekend aan en ik maak eruit op dat ze niet naar binnen wil. Ik kijk haar aan en knik bevestigend dat ze in de gang mag gaan zitten en zeg dat ik zo bij haar kom.
Als ik de klas inloop vermaakt een aantal leerlingen zich nog kostelijk om de situatie die zojuist aan de hand was. Ik weet nog niet wat er is gebeurd, maar dat er iets speelt is me duidelijk.
Als ik de klas aan het werk heb gezet en hen laat weten dat ik zo terug ben, ga ik naar het verdrietige meisje in de gang om te vragen wat er is gebeurd. Ze snikt in haar handen en zegt dat ze naar huis toe wilt. Ik leg een hand op haar schouder en uiteindelijk vertelt ze me door haar tranen heen wat er is gebeurd.
Een klasgenoot had haar laten struikelen beneden in de hal en ze was hard op de grond gevallen. Een aantal leerlingen kwam om haar heen staan toen ze op de grond lag en lachten haar uit. ‘Ik ga die klas niet meer in. Iedereen lacht me nog steeds uit’, zegt ze tegen me. ‘Ik wil nu naar huis!’
Het lukt me om haar ervan te overtuigen dat naar huis gaan nu niet de oplossing is. Morgen zal de drempel om de klas in te gaan alleen maar hoger zijn. Wanneer het ergste snikken over is, neem ik haar mee de klas in. Ik heb haar net beloofd dat ik er, zonder dat zij als klikspaan wordt gezien, iets aan zal doen. Ik heb tegen haar gezegd dat als ze aan het einde van deze les nog steeds naar huis toe wilt, ze dat mag. Maar eerst moeten er dingen uitgesproken worden. Ik ben blij dat ze mij haar vertrouwen geeft.
We komen de klas in en het wordt direct stil. Het verdrietige meisje loopt met gebogen hoofd naar haar stoel. Ik weet hoe ik het ga aanpakken, maar voel me toch ook een beetje nerveus. Zo heb ik het nog nooit gedaan. Toch ben ik ervan overtuigd dat het deze klas inzicht zal geven en dat de dynamiek zal veranderen. Ten goede.
‘Zo kids, ik wil jullie heel graag een verhaal vertellen, dus berg je spullen maar weer op.’ Ze kijken verlekkerd, want ze hoeven niet te werken.
‘Ik wil jullie graag een verhaal vertellen over een meisje dat ik goed ken. Toen ze naar de kleuterklas ging, had ze heel mooie, lange bruine haren. Dus we noemen haar vanaf nu maar ‘het meisje met de mooie, lange haren’. Zonder dat ze wist waarom, werd ze door haar klasgenootjes ‘stinkmeisje’ genoemd.’ Ik knijp mijn neus dicht als ik dit vertel en een aantal leerlingen begint te lachen.
‘Het pesten was begonnen’, zeg ik. ‘Het meisje met de mooie, lange haren heeft zich van groep 1 tot en met groep 8 een buitenstaander gevoeld. En nooit besefte ze hoe het kwam dat het voor haar zo lastig was om vriendjes en vriendinnetjes te hebben. Er was een jongen die haar vaak een knietje in haar kruis gaf, gewoon omdat het kon.’
‘Wajoooo!! Dat is niet normaal, mevrouw!’ roept een leerling.
‘Ook werd ze opgewacht door klasgenoten en leerlingen uit andere groepen. Ze werd met haar fiets de bosjes ingeduwd. Dan rende ze huilend, zonder haar fiets naar huis.’ Of wanneer ze haar mooiste jurk aan had naar het kerstdiner, dan zeiden haar klasgenootjes dat ze lelijk en dik was. En toen ze in groep 7 zat, ontving ze zelfs dreigbrieven dat ze maar beter met haar lelijke hoofd uit de buurt kon blijven, anders zou er wat gebeuren. Het meisje met de mooie, lange haren begon te denken dat ze echt een heel stom meisje moest zijn, anders werd er toch niet zo tegen haar gedaan?’
´s Avonds huilde ze zichzelf in slaap en ´s ochtends zag ze ertegenop om weer naar school toe te gaan.´
De kinderen luisteren geruisloos naar het verhaal dat ik aan het vertellen ben. Het meisje dat daarstraks het hardst had gelachen toen haar klasgenootje op de grond lag, huilt nu. Ik vraag haar wat haar nu het meeste raakt. ´Mevrouw, ik vind het zo zielig voor dat meisje. Ze was zo alleen´, zegt ze.
Ik teken een heel groot hart op het bord en vertel de leerlingen dat wanneer je geboren wordt, je alleen nog maar liefde kent. ´Dat komt door de warmte, liefde en zorgzaamheid van je ouders. Maar wanneer je ouder wordt, krijg je ook te maken met andere emoties dan ´liefde´, omdat iedereen in zijn of haar leven met mensen of situaties in aanraking komt, waardoor je angst, verdriet of boosheid zult ervaren. Dit hoort bij het leven. Maar het zorgt ook voor wat littekens op je hart. En niemand verdient het om buitengesloten te worden of zich niet geliefd te voelen.´
Ik vraag aan de klas of zij iets kunnen vertellen over wat een litteken op hun hart heeft gemaakt. Ze geven mij de steekwoorden die ik in het hart schrijf: schelden, slaan, buitensluiten, pesten, ruzie. Ik pak een wit vel en laat zien dat dit het hartje van een baby voorstelt. Een aantal leerlingen heeft al door wat ik ga doen en ik vraag hen nog niet te vertellen wat er gaat gebeuren.
‘Stel je nu voor dat dit het babyhart is van het meisje met de mooie, lange haren en dat wij daar heel hard tegen gaan schelden.’
‘Stinkmeisje!!!’ roep ik tegen het witte blaadje en ik vraag aan één van de leerlingen hetzelfde te doen.’
‘Nee mevrouw, dat wil ik niet.’ Ik vraag een aantal andere kinderen of zij wel mee willen doen. ‘Het is toch maar een spelletje?’ zeg ik. Ik verkreukel het papier en begin erop te stampen. Slechts vijf van de eenentwintig leerlingen doen met mij mee. Bij sommige meisjes vloeit een traantje over het gezicht. Ze vinden het zielig voor ‘het papier’. Maar ook een heel aantal jongens kijkt bedrukt en laat merken dat het echt niet kan wat we doen.
Als we klaar zijn met uitschelden en stampen vouw ik het papier weer open en ik vraag aan de vijf leerlingen die me hebben geholpen of zij hun excuses willen aanbieden aan het papier. Ze beginnen te lachen en zeggen ‘sorry’. Ik vraag aan de kinderen of ze me willen helpen om het blaadje weer helemaal glad te strijken. Ze merken op dat dit nooit gaat lukken.
Één meisje zegt: ‘Ik snap het mevrouw, nu zijn er littekens op het hartje gekomen en hoe vaak je ook ‘sorry’ zegt, ze gaan niet meer helemaal weg.’
De klas is opvallend stil. Ik vertel dat iedereen in zijn of haar leven wat littekens op zal lopen, maar dat we er met elkaar voor kunnen zorgen dat wij elkaar deze littekens in ieder geval niet geven. Dat we elkaar accepteren zoals we zijn. Dat we het voor elkaar opnemen en vooral niemand buitensluiten.
‘Toen jullie daarstraks de klas in kwamen’, zeg ik, ‘was er één klasgenoot die huilend achterbleef’. Het verdrietige meisje waar het om gaat, barst in snikken uit. Een aantal anderen moet nu ook huilen en om de beurt zeggen degenen die haar hadden uitgelachen dat ze dit nooit hadden mogen doen.
‘Vanaf nu kun je andere keuzes maken’, zeg ik tegen de kinderen. ‘En misschien is er ook iets dat je nu tegen jullie klasgenootje wilt zeggen?’
Er worden excuses gemaakt en er wordt geknuffeld. Sommige kinderen delen hun verhaal met de klas over hoe zij ook ooit zijn gepest. Er is veiligheid en compassie ontstaan. Ik voel me trots op mijn kinderen.
Aan het einde van de les vraagt het meisje dat eerst het hardst moest lachen aan mij wie nu eigenlijk dat meisje met die mooie, lange haren was.
…‘Dat was ik.’
door Neomi Lotte (Docent Nederlands )
Als ik de klas inloop vermaakt een aantal leerlingen zich nog kostelijk om de situatie die zojuist aan de hand was. Ik weet nog niet wat er is gebeurd, maar dat er iets speelt is me duidelijk.
Als ik de klas aan het werk heb gezet en hen laat weten dat ik zo terug ben, ga ik naar het verdrietige meisje in de gang om te vragen wat er is gebeurd. Ze snikt in haar handen en zegt dat ze naar huis toe wilt. Ik leg een hand op haar schouder en uiteindelijk vertelt ze me door haar tranen heen wat er is gebeurd.
Een klasgenoot had haar laten struikelen beneden in de hal en ze was hard op de grond gevallen. Een aantal leerlingen kwam om haar heen staan toen ze op de grond lag en lachten haar uit. ‘Ik ga die klas niet meer in. Iedereen lacht me nog steeds uit’, zegt ze tegen me. ‘Ik wil nu naar huis!’
Het lukt me om haar ervan te overtuigen dat naar huis gaan nu niet de oplossing is. Morgen zal de drempel om de klas in te gaan alleen maar hoger zijn. Wanneer het ergste snikken over is, neem ik haar mee de klas in. Ik heb haar net beloofd dat ik er, zonder dat zij als klikspaan wordt gezien, iets aan zal doen. Ik heb tegen haar gezegd dat als ze aan het einde van deze les nog steeds naar huis toe wilt, ze dat mag. Maar eerst moeten er dingen uitgesproken worden. Ik ben blij dat ze mij haar vertrouwen geeft.
We komen de klas in en het wordt direct stil. Het verdrietige meisje loopt met gebogen hoofd naar haar stoel. Ik weet hoe ik het ga aanpakken, maar voel me toch ook een beetje nerveus. Zo heb ik het nog nooit gedaan. Toch ben ik ervan overtuigd dat het deze klas inzicht zal geven en dat de dynamiek zal veranderen. Ten goede.
‘Zo kids, ik wil jullie heel graag een verhaal vertellen, dus berg je spullen maar weer op.’ Ze kijken verlekkerd, want ze hoeven niet te werken.
‘Ik wil jullie graag een verhaal vertellen over een meisje dat ik goed ken. Toen ze naar de kleuterklas ging, had ze heel mooie, lange bruine haren. Dus we noemen haar vanaf nu maar ‘het meisje met de mooie, lange haren’. Zonder dat ze wist waarom, werd ze door haar klasgenootjes ‘stinkmeisje’ genoemd.’ Ik knijp mijn neus dicht als ik dit vertel en een aantal leerlingen begint te lachen.
‘Het pesten was begonnen’, zeg ik. ‘Het meisje met de mooie, lange haren heeft zich van groep 1 tot en met groep 8 een buitenstaander gevoeld. En nooit besefte ze hoe het kwam dat het voor haar zo lastig was om vriendjes en vriendinnetjes te hebben. Er was een jongen die haar vaak een knietje in haar kruis gaf, gewoon omdat het kon.’
‘Wajoooo!! Dat is niet normaal, mevrouw!’ roept een leerling.
‘Ook werd ze opgewacht door klasgenoten en leerlingen uit andere groepen. Ze werd met haar fiets de bosjes ingeduwd. Dan rende ze huilend, zonder haar fiets naar huis.’ Of wanneer ze haar mooiste jurk aan had naar het kerstdiner, dan zeiden haar klasgenootjes dat ze lelijk en dik was. En toen ze in groep 7 zat, ontving ze zelfs dreigbrieven dat ze maar beter met haar lelijke hoofd uit de buurt kon blijven, anders zou er wat gebeuren. Het meisje met de mooie, lange haren begon te denken dat ze echt een heel stom meisje moest zijn, anders werd er toch niet zo tegen haar gedaan?’
´s Avonds huilde ze zichzelf in slaap en ´s ochtends zag ze ertegenop om weer naar school toe te gaan.´
De kinderen luisteren geruisloos naar het verhaal dat ik aan het vertellen ben. Het meisje dat daarstraks het hardst had gelachen toen haar klasgenootje op de grond lag, huilt nu. Ik vraag haar wat haar nu het meeste raakt. ´Mevrouw, ik vind het zo zielig voor dat meisje. Ze was zo alleen´, zegt ze.
Ik teken een heel groot hart op het bord en vertel de leerlingen dat wanneer je geboren wordt, je alleen nog maar liefde kent. ´Dat komt door de warmte, liefde en zorgzaamheid van je ouders. Maar wanneer je ouder wordt, krijg je ook te maken met andere emoties dan ´liefde´, omdat iedereen in zijn of haar leven met mensen of situaties in aanraking komt, waardoor je angst, verdriet of boosheid zult ervaren. Dit hoort bij het leven. Maar het zorgt ook voor wat littekens op je hart. En niemand verdient het om buitengesloten te worden of zich niet geliefd te voelen.´
Ik vraag aan de klas of zij iets kunnen vertellen over wat een litteken op hun hart heeft gemaakt. Ze geven mij de steekwoorden die ik in het hart schrijf: schelden, slaan, buitensluiten, pesten, ruzie. Ik pak een wit vel en laat zien dat dit het hartje van een baby voorstelt. Een aantal leerlingen heeft al door wat ik ga doen en ik vraag hen nog niet te vertellen wat er gaat gebeuren.
‘Stel je nu voor dat dit het babyhart is van het meisje met de mooie, lange haren en dat wij daar heel hard tegen gaan schelden.’
‘Stinkmeisje!!!’ roep ik tegen het witte blaadje en ik vraag aan één van de leerlingen hetzelfde te doen.’
‘Nee mevrouw, dat wil ik niet.’ Ik vraag een aantal andere kinderen of zij wel mee willen doen. ‘Het is toch maar een spelletje?’ zeg ik. Ik verkreukel het papier en begin erop te stampen. Slechts vijf van de eenentwintig leerlingen doen met mij mee. Bij sommige meisjes vloeit een traantje over het gezicht. Ze vinden het zielig voor ‘het papier’. Maar ook een heel aantal jongens kijkt bedrukt en laat merken dat het echt niet kan wat we doen.
Als we klaar zijn met uitschelden en stampen vouw ik het papier weer open en ik vraag aan de vijf leerlingen die me hebben geholpen of zij hun excuses willen aanbieden aan het papier. Ze beginnen te lachen en zeggen ‘sorry’. Ik vraag aan de kinderen of ze me willen helpen om het blaadje weer helemaal glad te strijken. Ze merken op dat dit nooit gaat lukken.
Één meisje zegt: ‘Ik snap het mevrouw, nu zijn er littekens op het hartje gekomen en hoe vaak je ook ‘sorry’ zegt, ze gaan niet meer helemaal weg.’
De klas is opvallend stil. Ik vertel dat iedereen in zijn of haar leven wat littekens op zal lopen, maar dat we er met elkaar voor kunnen zorgen dat wij elkaar deze littekens in ieder geval niet geven. Dat we elkaar accepteren zoals we zijn. Dat we het voor elkaar opnemen en vooral niemand buitensluiten.
‘Toen jullie daarstraks de klas in kwamen’, zeg ik, ‘was er één klasgenoot die huilend achterbleef’. Het verdrietige meisje waar het om gaat, barst in snikken uit. Een aantal anderen moet nu ook huilen en om de beurt zeggen degenen die haar hadden uitgelachen dat ze dit nooit hadden mogen doen.
‘Vanaf nu kun je andere keuzes maken’, zeg ik tegen de kinderen. ‘En misschien is er ook iets dat je nu tegen jullie klasgenootje wilt zeggen?’
Er worden excuses gemaakt en er wordt geknuffeld. Sommige kinderen delen hun verhaal met de klas over hoe zij ook ooit zijn gepest. Er is veiligheid en compassie ontstaan. Ik voel me trots op mijn kinderen.
Aan het einde van de les vraagt het meisje dat eerst het hardst moest lachen aan mij wie nu eigenlijk dat meisje met die mooie, lange haren was.
…‘Dat was ik.’
door Neomi Lotte (Docent Nederlands )