Alles over Pesten voor bestuurders in Sport

Voor Bestuurders | Pesten op sportverenigingen

In het afgelopen jaar is de Sport Wereld volledig door elkaar geschud met enorme openbaringen over allerlei soorten excessen op het gebied van ongewenst gedrag binnen de sport. 

Pesten (o.a. bedreigen, uitlachen, intimideren, chanteren, roddelen, fysiek, uitfluitten, wegjagen, buitensluiten en via social media), seksuele intimidatie, discriminatie en ander ongewenst (agressie, drank- en drugsgebruik). Allemaal ongewenst gedrag waar topsporters mee te maken hebben.Fred Rutte zegt Ik STOP pesten nu! Dit gedrag ervaarden zij niet alleen met hun trainers of coaches maar ook in vele gevallen door hun eigen teamgenoten. Top voetballers, wielrenners, turners, gymnasten, boksers, volleybalsters en nog veel meer sporters die zich genoodzaak voelden om bij hun club weg gaan, 

Doneer button

Stichting Stop Pesten Nu vertrouwt volledig op vrijwillige donaties en de inzet van vrijwilligers om haar belangrijke werk mogelijk te maken. Wij ontvangen geen subsidies, waardoor wij volledig afhankelijk zijn van de steun van mensen zoals u.

Deze dingen komen niet alleen in de topsport voor maar ook in de amateurclubs. Juist omdat daar meestal geen professionele trainers of coaches zijn. Deze taken worden ingevuld door goedbedoelde vrijwilligers of ouders. Deze trainers en coaches hebben geen opleiding of training gehad om ongewenst gedrag (pedeze misstanden te herkennen of om hierop te acteren. 

 

Pesten op sportverenigingen

  • De rol van Combinatiefunctionarissen en VCP-ers: Omdat pesten zich veelal niet beperkt tot één context, ligt een ecologische benadering van pesten voor de hand. Professionals, ouders en andere betrokkenen in verschillende sociale contexten kunnen vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de socialisatie en opvoeding van kinderen pestgedrag meer adequaat aanpakken.
  • Vertrouwenscontactpersonen zijn in hun eerstelijnsfunctie binnen de sportvereniging verantwoordelijk voor de aanpak van ongewenst gedrag: Recentelijk is vanuit de Universiteit Utrecht een kwalitatief onderzoek gedaan onder vertrouwenscontactpersonen (VCP) en combinatiefunctionarissen (CF) van sportverenigingen in de gemeente Amsterdam2. VCP-ers zijn in hun eerstelijnsfunctie binnen de sportvereniging verantwoordelijk voor de aanpak van ongewenst gedrag, hebben kennis van de sociale kaart van Nederland en kunnen daar waar noodzakelijk doorverwijzen. CF-ers zijn zowel werkzaam op scholen (als gymleraar) als op sportverenigingen (als trainer). Zij zien kinderen in meerdere contexten wat ervoor kan zorgen dat ze de kinderen beter kennen en daardoor mogelijk eerder pestgedrag signaleren.
  • Vertrouwenscontactpersonen: Uit dit onderzoekt blijkt dat VCP-ers weinig worden ingeschakeld op de sportvereniging. Incidenten worden zelden gemeld. Maar het is ook goed mogelijk dat jeugdsporters niet op de hoogte zijn van het bestaan van een VCP-er en/of deze persoon niet kennen. Uit onderzoek in de onderwijspraktijk blijkt ook dat kinderen een pestincident veelal niet durven te melden uit angst om als ‘klikspaan’ zelf te worden gepest of omdat zij geen vertrouwen hebben in de aanpak van leraren. De indruk bestaat dat VCP-ers zich overwegend reactief opstellen en ‘te ver’ van de kinderen af staan. Dit werkt drempelverhogend voor het melden van een incident:

‘Ik moet zeggen, in de 3 jaar dat ik in de technische commissie zit, heb ik misschien 1 of 2 keer gehad dat situaties die ontspoord zijn bij ons worden gemeld of dat het op de een of andere manier ter ore is gekomen.’

De onderzochte sportverenigingen hebben geen actief preventief beleid op ongewenst-/pestgedrag. Er zijn hooguit wat algemene gedragsregels opgesteld maar daar blijft het dan ook bij.

  • Combinatiefunctionarissen: CF-ers zijn tevreden over hun eigen aanpak van pesten en beschouwen deze als effectief. De vraag is of zij wel een reële inschatting kunnen maken van de aard en omvang van het pestgedrag op hun sportvereniging. Veel pestgedrag wordt immers niet gemeld en lang niet alle incidenten worden (zelf) gesignaleerd. Bovendien hebben zowel Cf-ers als VCP-ers veel moeite met het definiëren van pestgedrag. Het is dus de vraag in hoeverre zij adequaat de ernst en omvang van pestgedrag kunnen inschatten.
  • Het doorgeven van kennis en tips en trucs om pesten te signaleren en aan te pakken kan dus een belangrijke taak zijn voor combinatiefunctionarissen
  • Ook blijkt dat er minimaal contact is tussen scholen en sportverenigingen inzake pestgedrag. Van een ecologische benadering is nog geen sprake. CF-ers zijn het aanspreekpunt voor (jonge) trainers en coaches. Het doorgeven van kennis en tips en trucs om pesten te signaleren en aan te pakken kan dus een belangrijke taak zijn voor CF-ers. Maar dan dient nog wel structureel werk te worden verricht in de opleidingssfeer:
  • ‘We hebben tot nu toe nog geen echte dingen, we hebben nog geen echte situatie mee gemaakt. Dus tot nu toe vind ik het goed gaan. Maar ik zou niet weten hoe het moet als er een situatie komt.’
  • Implicaties: Wij onderstrepen het belang van observatie-instrumenten en het ontwikkelen van pestpreventieprogramma’s voor sportverenigingen en van meer structurele aandacht voor pesten in de curricula van trainersopleidingen en Pabo’s. Ook zou in de VCP-cursus meer expliciete aandacht voor pesten moeten zijn. De kennis over pesten schiet tekort.
  • Als VCP-er is het van belang om dicht bij de jeugd te staan om zo makkelijk benaderbaar te zijn voor de kinderen. Een mogelijkheid is om jongeren van een seniorenteam als VCP-er te laten fungeren. Of een meisje of jongen onder de junioren een bemiddelende rol te laten spelen. Zij zijn bekend binnen de vereniging en de drempel is dan mogelijk lager om ongewenst gedrag te melden.
  • Een gezamenlijke aanpak sluit aan bij de pedagogische civil society
  • Omdat pestgedrag zich niet beperkt tot één context wordt een bredere inzet en samenwerkingsverband tussen sportverenigingen, scholen, buurt(werk), gemeentelijke en landelijke overheid voorgestaan om pestgedrag en ander ongewenst gedrag op en rondom de sportverenigingen adequaat aan te pakken. Deze gezamenlijke aanpak sluit aan bij de pedagogische civil society, waarbij vanuit een meer positieve en preventieve insteek wordt gehandeld in het belang en welzijn van kinderen op de sportvereniging.

Noten
1. Baar, P. (2012). Peer aggression and victimization in Dutch elementary schools and sports clubs: Prevalence, stability, and approach across different contexts (Doctoral dissertation). Utrecht: Utrecht University

2. Wezel, G. B. van. (2016). Pesten op Sportverenigingen: Visie, Aanpak en Behoeften van Combinatiefunctionarissen en Vertrouwenscontactpersonen met Betrekking tot Pestgedrag bij Kinderen van 6 tot 12 jaar op Sportverenigingen. Utrecht: Utrecht Universiteit

Paul Baar is universitair docent Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken (MOV) met een speciale aandacht voor interventieprogramma's op het gebied van pesten, jeugdsport, jeugdgezondheid en onderwijs.

Berdien van Wezel (1989) is in 2009 afgestudeerd als Sociaal Pedagogisch Hulpverlener. Zij werkte daarna als sociotherapeut in de kinderpsychiatrie bij GGZ. In 2014 is ze gestart met de master Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken (MOV) aan de Universiteit Utrecht. Haar afstudeerstage was bij Sportservice Amsterdam waar ze een kwalitatief onderzoek heeft uitgevoerd naar 'Pesten op Sportverenigingen'. Momenteel is zij wederom werkzaam in de kinderpsychiatrie en op zoek naar een passende baan aansluitend op haar masterstudie. Voor meer informatie: berdienvanwezel@hotmail.com

Bron en Movisie

 

Voor Bestuurders

Video Gedragscode Sport voor Bestuurders NOC-NSF

Klik op de afbeelding of klik op deze link om de video te bekijken.

 

Feiten & Cijfers​

90% van het seksueel grensoverschrijdend gedrag wordt nooit gemeld. Slachtoffers schamen zich of denken dat het hun eigen schuld is dat ze dit overkomt. 
De drie vormen van grensoverschrijdend gedrag komen in verschillende mate voor. 

  • Bijna 70% van de jeugdige sporters heeft een emotioneel grensoverschrijdende gebeurtenis meegemaakt,.bij 46% heeft dit ook indruk gemaakt. 
  • Lichamelijk grensoverschrijdend gedrag heeft 24% meegemaakt bij ruim 10% heeft dit indruk gemaakt. 
  • Voor seksueel grensoverschrijdend gedrag geldt dat 16% dit heeft meegemaakt en dat het bij ruim 7% indruk heeft gemaakt.

Leestips!

 

Het kan dan gaan om zowel emotioneel als lichamelijk of seksueel ongewenst gedrag 

De meeste meldingen vanuit de sport gaan over pesten en seksueel grensoverschrijdend gedrag. Denk daarbij aan ongewenst foto's maken in kleedkamers, ongewenste aanrakingen, of aanrandingen. Bij lichamelijk ongewenst gedrag kan het gaan om een vechtpartij, maar ook over slaan met voorwerpen, of iemand opzettelijk pijn doen. Uit onderzoek blijkt dat sporters ook veel last hebben van emotioneel grensoverschrijdend gedrag. Denk daarbij aan schelden, discriminatie, pesten maar ook intimiderend taalgebruik. 

Kwetsbare groepen 

Minderjarigen, LHBT+, sporters met een beperking en topsporters zijn extra kwetsbare groepen. Soms is dat omdat zij zich niet of moeilijk kunnen verweren. Soms zijn mensen gewend om over hun eigen grenzen te gaan of hebben ze als kind geleerd om geen nee te zeggen tegen een volwassene in hun omgeving. Bij topsporters zie je vaak dat de prestatie belangrijker lijkt te zijn dan het aankaarten van ongewenste gedrag. Niets van dit alles is echter een excuus om de grenzen van een ander over te gaan. 
Maak jij zelf iets dergelijks mee? Praat erover! 

Waarom hoor ik hier weinig over?

Mannen vinden het vaak extra moeilijk om te melden dat zij slachtoffer zijn van seksuele intimidatie en misbruik. Daarom roepen wij hen juist op om het gesprek aan te gaan en erover te praten. Door binnen je vereniging aan preventie te doen, wordt de kans op ongewenst gedrag een stuk kleiner. 

Zie je iets gebeuren waar je over twijfelt? Twijfel is goed, het zet je onderbuik in gang en vraagt je om een mening te vormen over wat je ziet of hoort. Je kunt een situatie zwaarder inschatten, maar ook onderschatten. Praat er hoe dan ook over! 

Meldingen

Het Centrum Veilige Sport en de sportbonden krijgen jaarlijks honderden meldingen binnen van (seksueel) grensoverschrijdend gedrag. Een incident is vrijwel nooit puur één soort gedrag, vaak is ook intimidatie of uitsluiting onderdeel van het incident. Onze medewerkers en de vertrouwens(contact)personen van de bonden hebben contact over meldingen en signalen. Zo kunnen ze incidenten begeleiden en bestuurders ondersteunen. We hebben een landelijk netwerk in de hulpverlening en directe lijnen met zedenpolitie. Lees hier hoe je een melding kun doen. 

Seksuele intimidatie of misbruik in de sport meegemaakt?

Klik op afbeelding voor grotere versie of klik hier

 

Digitaal Pesten (Cyberpesten)

 

Voor ouders/opvoeders