Pestdeskundige Beau Oldenburg over pesten: ‘Misschien is er wel helemaal geen waarheid’ | Stop Pesten NU

Pestdeskundige Beau Oldenburg over pesten: ‘Misschien is er wel helemaal geen waarheid’

Eén op de vijf kinderen wordt gepest, maar niet iedereen in de klas beleeft dit pesten hetzelfde. Hoe kan dit? Beau Oldenburg, als gedragswetenschapper verbonden aan de Universiteit van Groningen, deed er acht jaar lang onderzoek naar. Pesten is subjectief, concludeerde Beau in haar proefschrift. En ook: docenten zijn vaak niet goed toegerust om de problematiek aan te pakken. Voor haar onderzoek gaf Beau aan kinderen een vragenlijst: Een van de vragen op de lijst was: ‘Word je gepest’? Die lijsten vergeleken zij en haar collega’s vervolgens met wat hun klasgenoten en leerkrachten zeiden. “De resultaten kwamen totaal niet met elkaar overeen. Bepaalde kinderen zeggen: ‘Ik word gepest,’ maar de klasgenoten en leerkrachten zien het heel anders.”

Wie bepaalt of iets echt pesten is of niet? 

Fascinerend, dat kinderen dus soms denken gepest te worden, terwijl anderen dat niet zo zien. Welke factoren spelen daar een rol bij?
“Dat is een volgende stap in het onderzoek, maar daarmee zijn we nog aan het pionieren. Ik begin langzamerhand te denken: Misschien is er wel helemaal geen waarheid en is het gewoon een kwestie van perspectief. Leerkrachten zeggen soms: ‘Ik heb een kind in de klas, dat denkt dat hij gepest wordt. Maar waar hij of zij het over heeft, dat is geen pesten.’ Ik kan daar niet zo goed tegen. Wie bepaalt of iets echt pesten is of niet? Misschien is er sprake van overdrijving. Maar we weten ook dat pesten vaak stiekem gebeurt, dus het is mogelijk dat leerkrachten het niet zien.”

Speelt schaamte ook een rol?

“Ja, dat klopt. We hebben ontdekt dat kinderen hun ervaringen vaak voor zich houden. Uit schaamte, of omdat ze denken: het helpt niet. Het kan zijn dat ze er in het verleden over hebben gepraat en dat het pesten nog steeds doorging. Of misschien juist wel erger werd. Overigens is het juist enorm belangrijk om erover te praten. Als een kind dan eindelijk de moed verzameld heeft om erover te praten en een leerkracht of ouder vervolgens vraagtekens zet bij het verhaal, wordt de situatie er niet beter op.”

Zijn er redenen of oorzaken waarom de één eerder gepest wordt dan de ander?

“Soms is zo’n reden er wel, maar vaak is die heel moeilijk aan te wijzen. Eigenlijk is het zo dat alles wat afwijkt een reden kan zijn om gepest te worden. Je bent te lang, te klein, te dik, te dun, te slim, te niet slim, noem het maar op. Maar of je daadwerkelijk gepest wordt, hangt af van de groep. Kinderen die pesten doen dat meestal, omdat ze aan de anderen van de groep willen laten zien hoe stoer en hoe cool ze zijn. Of dat pesten een succesvolle manier is om populair te worden, ligt aan de reactie van de omstanders. Als die lachen of de pester aanmoedigen, voelt de pester zich gesterkt. Ook als ze niets doen, kan de pester dat interpreteren als: ze vinden het wel prima. In sommige klassen is het hele slimme meisje misschien super populair. In andere klassen is het reden om het mikpunt te zijn.

Pesters kiezen overigens wel de makkelijkste slachtoffers: kinderen die moeilijk van zich af kunnen bijten. Er zijn mensen die zeggen:

‘Doe zo’n kind dan op karate.’ Ik ben daar niet zo’n voorstander van, want dan leg je de schuld bij het slachtoffer. Er was een tijd geleden een bekende NPO-presentator, ik ben even z’n naam kwijt. Hij vertelde zijn verhaal in een landelijke krant. De mensen om hem heen hadden gezegd: ‘Dan moet je maar terugslaan.’ Maar hij zei: ‘Ik wilde helemaal niet terugslaan, ik kon het niet, ik vond het eng.’”

Je noemde net ook de rol van leerkrachten. Hebben die tegenwoordig niet meer handvatten dan vroeger?

“Volgens mij is dat nog steeds een heikel punt. Sinds 2012, 2013 is er in de media wel meer aandacht voor pesten gekomen. Staatssecretaris Dekker heeft zich hard gemaakt voor het stoppen van pesten. Toen werd bijvoorbeeld ook een anti-pestprotocol verplicht voor scholen. Maar op pabo’s is er relatief weinig aandacht voor, de begeleiding en training is beperkt. We verwachten veel van onze leerkrachten, die moeten het allemaal oplossen, terwijl het hier om een enorm complex probleem gaat.”

Bij die trainingen doel je op KiVa of kanjertraining?

“Er zijn enorm veel anti-pestprogramma’s. Het Nederlands Jeugd Instituut heeft de meeste geëvalueerd. Eigenlijk zijn er maar een paar goed uit de bus gekomen. Scholen zijn niet verplicht om de goede te kiezen. Ze kunnen in principe doen wat ze willen, en ook een programma kiezen waarvan je wetenschappelijk zegt: ‘Dat doet meer kwaad dan goed.’”

We weten dat streng straffen niet per se helpt om het pesten op te lossen
 

Maar waarom zou een school kiezen voor een programma dat niet werkt?

“Mijn indruk is, dat niet altijd naar het onderzoek wordt gekeken. Het ligt ook aan de manier waarop die anti-pestprogramma’s hun marketing doen. Er is een programma waarbij je, als je gepest wordt, anoniem een briefje in een brievenbus doet. Als er dan een aantal meldingen komt over hetzelfde kind, komt er een soort inval in de klas. Dan komen de trainers binnen en die zeggen: ‘Ja jij, Jantje, er zijn een hoop meldingen over jou gekomen, je moet hiermee stoppen.’ Sommige scholen kiezen daarvoor, want streng straffen is iets wat veel ouders aanspreekt. Maar we weten op basis van onderzoek dat die vorm niet per se helpt om het pesten op te lossen. Zoals ik al zei: kinderen pesten vaak omdat ze stoer willen zijn. Als jij doorgaat terwijl je flink gestraft bent, ben je mogelijk nog stoerder. Dus soms werkt het zelfs averechts.”

Wat is de rol van de omstanders, de toekijkers?

“Vaak vinden ze het heel erg. Het slachtoffer denkt misschien: Zij staan er omheen en doen niets, zij vinden het eigenlijk ook wel grappig. Maar vaak is het zo, dat die kinderen wél iets willen doen, maar bang zijn om zelf slachtoffer te worden en daarom niet ingrijpen. De vork zit vaak anders in de steel dan je zelf denkt.”

 

Bron EO