Één op de vijf leden van de zwem-, handboog-, en badmintonbond maakte in de afgelopen vijf jaar grensoverschrijdend gedrag mee dat indruk op hen maakte. Emotionele grensoverschrijding (bijvoorbeeld gepest of vernederd worden) komt het meest voor. Dat blijkt uit drie onderzoeken die I&O Research uitvoerde samen met Centerdata, in opdracht van NOC*NSF en de betreffende bonden.
I&O Research en Centerdata onderzochten grensoverschrijdend gedrag in de zwem-, handboog- en badmintonsport. De drie onderzoeken zijn uitgevoerd in opdracht van NOC*NSF en de betreffende sportbonden. Het doel van de onderzoeken was om meer inzicht te krijgen in grensoverschrijdend gedrag binnen de betreffende sporten. Leden van de zwembond, badmintonbond en handboogbond hebben de vragenlijst ingevuld.
De helft van de leden maakt grensoverschrijdend gedrag mee
In de onderzoeken wordt onderscheid gemaakt tussen drie vormen van grensoverschrijdend gedrag:
- Emotioneel grensoverschrijdend gedrag , bijvoorbeeld vernederd worden; gepest worden; het beschadigen van spullen;
- Lichamelijk grensoverschrijdend gedrag, bijvoorbeeld geduwd worden; geslagen worden; bij de keel gegrepen worden (zijn ook verschijningsvormen van pesten);
- Seksueel grensoverschrijdend gedrag, bijvoorbeeld begluurd worden; pornografische afbeeldingen te zien krijgen; aangeraakt worden met een seksuele connotatie.
Voor alle drie de sporten geldt dat ongeveer de helft van de leden in de afgelopen vijf jaar minimaal één vorm van grensoverschrijdend gedrag meemaakte. Bij de zwembond heeft 54 procent van de leden minimaal één van de vormen van grensoverschrijdend gedrag ervaren, bij de handboogbond 51 procent en bij de badmintonbond 50 procent van de leden.
Wanneer er per vorm van gedrag gekeken wordt, valt op dat ervaringen met emotioneel grensoverschrijdend gedrag het meest voorkomen, en ervaringen lichamelijke grensoverschrijding het minst. Dit is te zien in figuur 1.
Eén op de vijf leden maakt grensoverschrijdend gedrag mee dat indruk maakt
Grensoverschrijdend gedrag is een subjectieve beleving : wat de een als grensoverschrijdend gedrag ervaart, wordt misschien door een ander niet zo ervaren. Daarom is er in dit onderzoek niet alleen gekeken naar wat mensen hebben meegemaakt, maar ook of wat ze meemaakten indruk maakte.
Ongeveer één op de vijf leden maakte minimaal één vorm van grensoverschrijdend gedrag mee dat indruk op hen maakte in de afgelopen vijf jaar. Figuur 2 laat percentages per vorm grensoverschrijdend gedrag zien.
Ervaringen die het meest voorkwamen en indruk maakten zijn bij emotionele grensoverschrijding: kritiek krijgen op de sportieve prestaties, genegeerd of beledigd worden en het verspreiden van roddels of leugens over de leden. Bij zwemmen kwam ook vaak schreeuwen voor.
Bij lichamelijke grensoverschrijding ging het vooral om: gedwongen worden om te sporten bij blessure/uitputting. En bij zwemmen: onderwater geduwd of gehouden worden (is ook pesten).
Bij seksuele grensoverschrijding kwam het vooral vaak voor dat iemand te dichtbij kwam staan. Ook ongemakkelijk lichamelijk contact en seksistische grappen kwamen geregeld voor.
Grensoverschrijdende gedrag dat indruk maakte vond voornamelijk plaats op het sportterrein; dit geldt voor alle drie de vormen. Emotionele en seksuele grensoverschrijding kwamen ook regelmatig voor in openbare ruimtes en kleedkamers.
Ervaringen met lichamelijke grensoverschrijding zijn vaker ernstig
Grensoverschrijdend gedrag is heel breed. Om onderscheid te maken is het gedrag ingedeeld naar verschillende ernstcategorieën. Op basis van de frequentie van gebeurtenissen, mate van indruk en het oordeel van NOC*NSF-experts zijn drie ernstniveaus opgesteld: Mild, Matig en Ernstig.
Onder leden die minstens één ervaring met grensoverschrijdend gedrag hebben meegemaakt, valt op dat milde ervaringen met emotionele en seksuele grensoverschrijding vaker voorkomen dan matige en ernstige grensoverschrijdingen. Bij lichamelijke grensoverschrijding komen ernstige ervaringen vaker voor.
Mannen vertonen meestal het grensoverschrijdende gedrag
Meestal is er één mogelijke iemand verantwoordelijk voor de ervaringen met grensoverschrijdend gedrag dat indruk maakt. Dit geldt voor alle drie de vormen van grensoverschrijdend gedrag.
Bij veruit de meeste ervaringen is de veronderstelde dader een man, vooral bij seksuele en lichamelijke grensoverschrijding is dit vaak het geval. Bij één op de zeven gevallen van emotionele grensoverschrijding waren de daders mannen en vrouwen.
Voor alle drie de vormen geldt dat de mogelijke dader meestal een sportende teamgenoot, een andere sporter uit de eigen of een andere club, of een coach of trainer was. Een andere volwassene in de sportclub, een supporter of een onbekende komen in mindere mate voor.
Leden denken dat grensoverschrijdend gedrag op hun vereniging niet voorkomt
Veruit de meeste leden van de drie bonden denken dat grensoverschrijdend gedrag binnen hun vereniging niet voorkomt, respectievelijk 75 procent, 84 procent en 86 procent voor zwemmen, handboogschieten en badminton. Mannen denken dat vaker dan vrouwen, en oudere leden (55+) denken dat vaker dan jongere leden.
De voorzieningen van de verenging zijn veelal onbekend
Veel leden weten niet of niet precies waar ze terechtkunnen voor hulp na het meemaken van een grensoverschrijdende ervaring. Ruim drie op de tien leden van de zwembond en handboogbond weten dat niet, bij leden van badmintonbond zijn dat er vier op de tien.
Ongeveer drie op de tien leden weten wél precies waar ze moeten zijn, dat geldt voor alle drie de bonden. De rest weet ongeveer waar ze terecht kunnen.
Veel verenigingen hebben een vertrouwenscontactpersoon, dit is binnen verenigingen het eerste aanspreekpunt voor leden met een vraag over of een ervaring met grensoverschrijdend gedrag. Zes op de tien leden van de handboog-, en badmintonbond weet niet van een vertrouwenscontactpersoon op hun vereniging. Bij de zwembond weten vijf op de tien leden dat niet.
De rapporten
Zwemmen: download hier het hele rapport
Handboogschieten: download hier het hele rapport
Badminton: download hier het hele rapport
Onderzoekverantwoording
Voor alle drie de onderzoeken is gebruik gemaakt van dezelfde basisvragenlijst, gebaseerd op de vragenlijst uit het wetenschappelijke onderzoek: Grensoverschrijdend gedrag in de Nederlandse sport (2020). De vragenlijsten zijn aangepast zodat ze aansluiten bij het doel van het huidige onderzoeken.
De dataverzameling onder leden van de badmintonbond vond plaats van 9 november tot en met 10 december 2021, die van de handboogbond van 27 januari tot en met 21 februari 2022 en de zwembond van 23 november tot en met 19 december 2021. De leden van de drie bonden zijn via e-mail uitgenodigd om mee te doen. Bij de badmintonbond vond het onderzoek plaats onder leden ouder dan 18 jaar, bij de zwembond en handboogbond onder leden ouder dan 16 jaar.
In totaal hebben 2.216 leden van de badmintonbond, 2.070 leden van de handboogbond en 8.462 leden van de zwembond de vragenlijst volledig ingevuld. De data zijn gewogen op leeftijd en geslacht, zodat de uitkomsten op deze kenmerken representatief zijn voor alle leden van de desbetreffende bond. Hiervoor zijn gegevens gebruikt van de ledenadministratie van de bonden.
We vertellen u graag nog veel meer over I&O Research.
Neem contact op
Jolijn Polet Onderzoeker, tel: 0203084814 e-mail: j.polet@ioresearch.nl
of met Anne van Bebber Onderzoeker tel: 0203084815 e-mail: a.van.bebber@ioresearch.nl
Bron I&O Research