Scholen zijn verantwoordelijk voor het bieden van een sociaal veilige omgeving, voor zowel studenten als medewerkers. Een voorwaarde voor studenten om zich te kunnen ontplooien en voor medewerkers om op een prettige manier te werken. Een regelrechte bedreiging van die veiligheid is pesten. Scholen zijn dan ook verplicht om dat aan te pakken. Maar hoe moet dat? Wat werkt en wat niet?
Wat is pesten?
Pesten is een veelkoppig monster, dat allerlei vormen kan aannemen. In heel algemene zin laat het zich definiëren als ‘een proces waarbij iemand meermaals en langdurig wordt blootgesteld aan negatieve acties, door één of meerdere personen’ (Olweus, 1993). Het gaat daarbij om het opzettelijk letsel of ongemak toebrengen aan een persoon. ‘Pesters’ doen dat om te voorzien in bepaalde eigen basisbehoeften, zoals autonomie, relaties en competentie. Waarbij de basisbehoeften van ánderen herhaaldelijk worden geschaad (Broersen, Ossenblok, & Montesano Montessori, 2015). Dit kan op verschillende manieren: door fysiek contact, gebruik van woorden of door iemand buiten te sluiten.
Pesten wordt ook gezien als iets dat plaatsvindt in een systeem, binnen een groepsdynamiek (Broersen et al., 2015). Pesten komt dan neer op ‘een strategie in een groep om te voorzien in basisbehoeften (autonomie, relatie, competentie), waardoor de basisbehoeften van anderen (slachtoffers, getuigen) herhaaldelijk worden geschaad.’
Pesten in het onderwijs
In alle sociale contexten wordt gepest: op de werkvloer, bij sportclubs, en ook in alle vormen van onderwijs. Pesten op school krijgt al langere tijd speciale aandacht van de overheid. Zo is er de Wet Veiligheid op school, die scholen opdraagt om pesten tegen te gaan en een sociaal veilige omgeving te bieden. Om die reden moeten scholen ook een veiligheidsplan opstellen en ten uitvoer brengen. Een en ander onder toezicht van de Inspectie van het Onderwijs (Rijksoverheid, n.d.). Een pestprotocol kan onderdeel van zo’n veiligheidsplan zijn. Verder verplicht de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) scholen al sinds 1994 om personeel en studenten te beschermen tegen psychosociale arbeidsbelasting. Volgens deze wet zijn scholen verplicht om agressie en geweld tegen te gaan. Zij mogen deze opdracht zelf met concrete maatregelen invullen. In de Arbowet wordt pesten expliciet genoemd als voorbeeld van psychosociale arbeidsbelasting.
- Voor Scholen: Alle informatie over pesten op scholen per functionaris
In het mbo heeft het Netwerk integrale veiligheid een belangrijke rol als het gaat om (sociale) veiligheid. Dit netwerk, gelieerd aan de MBO Raad, ondersteunt mbo-scholen bij het ontwikkelen en uitvoeren van veiligheidsbeleid. Houvast daarbij biedt het Pestprotocol voor het middelbaar beroepsonderwijs, verspreid in 2010 aan de leden van het Netwerk Integrale Veiligheid, met duidelijke regels over hoe studenten en medewerkers respectvol met elkaar moeten omgaan. Ook bevat het een voorbeeldcontract dat de instelling met studenten kan afsluiten. Met dit contract verklaart een student zich respectvol te gedragen tegenover medestudenten en onderwijspersoneel. Het pestprotocol kun je via het Netwerk Integrale Veiligheid van de MBO Raad opvragen.
De Inspectie van het Onderwijs controleert of onderwijsinstellingen maatregelen nemen voor een veilige omgeving voor studenten en het onderwijspersoneel en of zij de sociale veiligheid monitoren. Ook controleert de inspectie of er op scholen een vast aanspreekpunt is voor leerlingen en ouders met vragen of verhalen over pesten.
Vormen van pesten
Pesten kent verschillende vormen. Slonje en Smith (2008) maken onderscheid tussen directe en indirecte agressie. Van directe agressie is sprake als het slachtoffer opzettelijk letsel krijgt toegebracht, in een directe confrontatie. Het kan dan gaan om fysiek geweld of uitschelden. Bij indirecte agressie is er geen confrontatie, maar gaat het bijvoorbeeld over buitensluiten of roddelen.
Pesten kan offline plaatsvinden, in rechtstreeks contact, maar ook online: het zogenoemde cyberpesten. In 2014 werd in Nederland 8% van de jongeren tussen 15 en 25 jaar hiermee geconfronteerd (CBS, 2015). Op nummer 1 van de meest voorkomende vormen van cyberpesten staat laster: bijvoorbeeld het plaatsen van kwetsende teksten op internetfora of het verspreiden van foto’s, filmpjes en/of roddels via internet. Daarop volgen stalken en bedreiging met geweld. Chantage wordt het minst gerapporteerd. Twee derde van de jongeren tussen 15 en 25 jaar gaf aan dat zij de dader kennen (CBS, 2015).
Volgens de Stichting School en Veiligheid lopen offline en online pesten vaak in elkaar over. Dat versterkt de impact. Immers, online pesten gaat ook buiten de muren van de school door.
Omvang van pesten in het mbo
Over de omvang van pesten in het mbo bestaat een redelijk goed beeld. Dat is te danken aan de Monitor Sociale Veiligheid in het mbo, die elke twee à drie jaar wordt uitgevoerd. Dit is een representatief landelijk onderzoek; aan de editie van 2017 namen ruim 20.000 studenten deel. De Monitor belicht verschillende thema’s: veiligheidsgevoel, psychisch-fysiek en materieel geweld, de positie van lhtb-studenten en -medewerkers, discriminatie en pesten. Uit de meest recente cijfers blijkt dat 7,5% van de bol-studenten aangeeft gepest of gediscrimineerd te worden. In de bbl is dit percentage lager, daar geeft 4,6% van de studenten aan gepest te worden. Verder komt pesten bij de sector Economie meer voor dan in andere sectoren, en — over alle sectoren heen — meer bij de lagere niveaus (entree en niveau 2). Over de hele linie ook wordt er aan de start van de opleiding (in de eerste leerjaren) meer gepest dan aan het einde van de schoolloopbaan (Van Toly, Bijman, & Kans, 2018).
Ook onder medewerkers in het mbo komt pesten voor (Hofland, Geertsma, & Kans, 2018). Bekeken over een semester is 6,3% van de medewerkers slachtoffer geweest van agressie. Bij de meeste slachtoffers blijft het leed beperkt tot incidenteel treiteren, maar bij ongeveer 0,3% van alle medewerkers neemt het structurelere vormen aan en kan het dus pesten en/of discrimineren genoemd worden .Van de medewerkers heeft 0,8% te maken gehad met digitale agressie. Het gaat dan vaak om uitschelden of nare reacties op sociale media of roddels die verspreid worden.
Pesten als groepsproces
Pesten vindt plaats in een systeem, waarin iedereen een andere rol heeft bij het ontstaan en in stand houden van pesten. In die zin is het een groepsproces. Met een eigen dynamiek en verschillende rollen die zich laten onderscheiden. Dat zijn er zes (Salmivalli, Lagerspetz, Björkqvist, Österman, & Kaukiainen, 1996), te weten:
Slachtoffers: worden herhaaldelijk en langdurig gepest en hebben vaak moeite om zichzelf te verdedigen.
Pesters: beginnen met pesten en zorgen ervoor dat anderen mee gaan pesten.
Assistenten: helpen de pester met het pesten van het slachtoffer.
Aanmoedigers: pesten zelf niet actief mee, maar belonen de pester, bijvoorbeeld door het pestgedrag te aanschouwen en het slachtoffer uit te lachen.
Verdedigers: grijpen actief in en proberen het pesten te stoppen, schakelen de docent in of proberen het slachtoffer te troosten.
Buitenstaanders: houden zich afzijdig en kiezen geen partij voor de dader of het slachtoffer.
Wie neemt welke rol op zich in pestsituaties? Het persoonlijk vermogen tot empathie speelt daarin mee. Maar bepalend is vooral hoe veilig het in de groep is om empathie te tonen (Van Stigt, 2014). Is die ruimte er nauwelijks, dan zullen studenten die zelf niet actief pesten in feite het pestgedrag in stand houden. In het andere geval kunnen zij met hun reacties dit gedrag juist voorkomen of verminderen.
Gevolgen van pesten
Slachtoffers ervaren verschillende problemen als gevolg van het pesten. Slachtofferschap kan leiden tot gedrag dat zich meer naar binnen richt (internaliserend), zoals onzekerheid, maar ook tot gedrag dat zich meer naar b,uiten richt (externaliserend), zoals agressie en boosheid (Reijntjes, Kamphuis, Prinzie & Telch, 2010; Reijntjes, Kamphuis, Prinzie, Boelen, Van der Schoot, & Telch, 2011). Daarnaast zien we bij slachtoffers vaak verminderde schoolprestaties en schoolbetrokkenheid (Gremmen, Dijkstra, Lodder, Steglich, & Veenstra, in press; Ladd, Ettekal, & Kochenderfer-Ladd, 2017). Ook ervaren zij psychosomatische klachten, zoals vermoeidheid, spanningen, en een verminderde eetlust (Fekkes, Pijpers, Fredriks, Vogels, & Verloove-Vanhorick, 2006).
Naast de slachtoffers hebben ook de daders te maken met gevolgen (Farrington, Lösel, Ttofi, & Theodorakis, 2012). En dat geldt ook voor klasgenoten die toeschouwer zijn van het pesten (Rivers, Poteat, Noret, & Ashurst, 2009). Klasgenoten en daders hebben eveneens meer kans op verschillende mentale klachten.
In de Monitor Sociale Veiligheid wordt slachtoffers van pesten gevraagd welke gevolgen zij daarvan hebben ervaren. Bijna 40% van hen (vooral slachtoffers van diverse vormen van psychisch-fysiek geweld) heeft er naar eigen zeggen weinig last van gehad. Maar voor de overige (60%) had het geweld wél meer of minder ernstige gevolgen, gedurende een kortere of langere periode. Die gevolgen lopen uiteen van zich ellendig of niet op het gemak voelen, tot willen stoppen met de opleiding.
Voor ongeveer 3,6% van alle studenten lijkt het geweld consequenties te hebben voor hun opleiding: problemen met leren, ziek thuisblijven en niet naar school (willen) gaan of met de opleiding willen stoppen. Dit percentage lijkt mee te vallen, maar tegen het licht van de totale mbo-populatie in Nederland gaat het dan toch in één semester om circa 17.500 mbo-studenten die zich niet optimaal op hun opleiding weten te concentreren (Van Toly, Bijman, & Kans, 2018). Daarom is het van groot belang om hier iets aan te doen.
Interventies
Pesten, zo hebben we gezien, is bijna altijd een groepsproces. Als het erom gaat het pestgedrag een halt toe te roepen of te verminderen, ligt het daarom voor de hand om de desbetreffende groep bij mogelijke oplossingen te betrekken. Iedereen dient er verantwoordelijkheid voor te nemen dat studenten en medewerkers zich fijn en gewaardeerd voelen. Dat vereist allereerst een bewustzijn van de verschillende rollen die mensen aannemen in het pestproces. Deze rollen kunnen ook wisselen: iemand kan in de ene groep de pester zijn en in de andere het slachtoffer.
Essentieel is verder een groepssfeer die pesten tegengaat en eraan bijdraagt dat een ieder zich medeverantwoordelijk voelt voor het welzijn van anderen (Berger, Gremmen, Palacios, & Franco, 2019). Onderkennen van onderlinge relaties, óók van pestrelaties, helpt om daar gericht aan te werken. Bepaalde relaties kunnen verzwakt of juist versterkt worden. Zodanig dat betrokkenen méér opkomen voor slachtoffers en ze verdedigen. Vooral veel winst is te behalen door de betrokkenheid van buitenstaanders te verhogen (Pronk, 2015).
Uit de laatste Monitor Sociale Veiligheid (2018) blijkt dat bijna alle instellingen die deelnamen aan het onderzoek en een of meerdere maatregelen tegen pesten hebben genomen (Wagemakers & Kans, 2018). Meestal gaat het dan om het bespreekbaar maken van pestgedrag als dat in de klas voorkomt of het bespreken van pesten als onderdeel van de schoolregels. De helft van de instellingen traint docenten in het herkennen en aanpakken van pestgedrag en op een derde van de instellingen wordt een methodiek tegen pesten toegepast.
Scholen kunnen daarbij gebruik maken van de expertise van de Stichting School & Veiligheid (SSV). SSV biedt trainingen aan waarmee scholen het onderwerp sociale veiligheid kunnen aanpakken: bijvoorbeeld expliciteren van acceptabel en niet-acceptabel gedrag, in teamverband en met studenten. Ook biedt de stichting trainingen in het begrenzen van studenten. Op de website van SSV zijn goede voorbeelden en praktische tips te vinden over hoe sociale veiligheid in de klas aan de orde gesteld kan worden. Tot slot hebben SSV en Kennisnet samen een brochure ontwikkeld over het voorkomen en omgaan met incidenten op sociale media. Op de SSV-campagnewebsite www.weektegenpesten.com is materiaal te vinden om pesten aan te pakken en bespreekbaar te maken in de klas.
Tot slot
Waar groepen mensen samenleven, worden grenzen opgezocht en overschreden. Pesten is daar een voorbeeld van en het is lastig om dit helemaal uit te bannen. Om escalatie te voorkomen, is tijdig ingrijpen noodzakelijk. Door duidelijk aan te geven wat wel en niet toelaatbaar is en consequenties te handhaven als regels overschreden worden. Een systemische benadering kan hier bij werken: speuren naar niet direct zichtbare, maar wel relevante fenomenen, naar een diepere gelaagdheid. Denk aan het onderzoeken wat de beweegredenen van de pester zijn om pestgedrag te vertonen en andere mogelijkheden aan te geven (Broersen et al., 2015). Verder is het raadzaam om slachtoffers ook individuele hulp te bieden en trainingen, zodat ze sterker in hun schoenen staan en weerbaarder worden. Dit verkleint de kans dat ze in nieuwe situaties weer het slachtoffer worden.