Deze studie onderzoekt de relatie tussen het gebruik van anti-pestmaatregelen door leerkrachten (individueel en op klasniveau) en kenmerken van de leerkracht en de school in Litouwen. Het richt zich op de implementatie van het Olweus Bullying Prevention Program (OBPP) en analyseert hoe demografische gegevens van leerkrachten, evenals schoolgrootte en de duur van de OBPP-implementatie, de inspanningen van leerkrachten beïnvloeden. De studie identificeerde drie dimensies van de implementatie van anti-pestmaatregelen door leerkrachten: klassenmanagement, tutoraat en directe interventie bij pestincidenten.
Uit de resultaten blijkt dat vrouwelijke en jongere leerkrachten meer inspanning leveren in alle drie de dimensies, terwijl leerkrachten met meer werkervaring meer ingrijpen bij pestincidenten. Bovendien bleken leerkrachten van gecertificeerde Olweus-scholen met een langere implementatieduur van het OBPP meer geneigd tot directe interventie. De bevindingen benadrukken belangrijke kenmerken die de inspanningen van leerkrachten beïnvloeden bij de implementatie van anti-pestmaatregelen, wat relevant is bij het ontwerpen van interventies.
- Download het onderzoek The Relations of Teacher Use of Anti-bullying Components at Classroom and Individual Levels with Teacher and School Characteristics
Docentkenmerken spelen een rol bij de implementatie van anti-pestprogramma's op scholen.
- Geslacht Uit onderzoek blijkt dat vrouwelijke docenten meer betrokken zijn, zich verantwoordelijker voelen en eerder geneigd zijn om actie te ondernemen bij een pestincident. In een recentere studie rapporteerden vrouwelijke docenten meer inspanning in klassenmanagement, begeleiding en directe interventie dan mannelijke docenten. Dit kan te maken hebben met empathische vaardigheden en bereidheid om gepeste leerlingen te helpen. Het is echter belangrijk op te merken dat de associatie tussen geslacht en directe interventie significant was voor docenten in niet-gecertificeerde scholen, maar niet significant was voor docenten in de OBPP-gecertificeerde scholen.
- Leeftijd Jongere docenten blijken meer inspanning te leveren bij de implementatie van anti-pestprogramma's dan oudere collega's. Dit kan verklaard worden doordat jongere docenten zich enthousiaster en meer betrokken voelen bij hun beroep, en meer aandacht besteden aan educatieve activiteiten die minder direct verband houden met het lesonderwerp.
- Werkervaring Docenten met meer werkervaring zijn meer geneigd om in te grijpen bij pestincidenten. Uit onderzoek blijkt dat docenten met meer dan 25 jaar ervaring vaker met pestende en gepeste leerlingen werken dan onervaren docenten. Meer ervaren docenten voelen zich mogelijk zekerder bij het ingrijpen in lastige situaties zoals pesten. Het is echter belangrijk op te merken dat dit effect van ervaring alleen zichtbaar is op gecertificeerde scholen.
- Onderwijsniveau Docenten in het basisonderwijs zijn actiever in klassenmanagement en begeleiding dan docenten in het voortgezet onderwijs. Dit kan komen doordat leerkrachten in het basisonderwijs vaak een groot deel van de dag bij hun leerlingen zijn en direct verantwoordelijk zijn voor een veilige leeromgeving. Leraren in het voortgezet onderwijs delen deze verantwoordelijkheid met andere docenten en richten zich mogelijk meer op vakonderwijs.
Hoe effectief zijn de huidige anti-pestprogramma's en welke factoren dragen hieraan bij?
Systematische anti-pestprogramma's die de hele school omvatten, zijn cruciaal voor de preventie van en interventie bij pesten. Uit onderzoek blijkt dat dergelijke programma's effectief zijn.
Een meta-analyse van 44 programma's toonde aan dat systematische anti-pestprogramma's die de hele school omvatten effectief zijn. Een geactualiseerde systematische en meta-analytische review onderzocht 103 onafhankelijke effectgroottes en kwam tot vergelijkbare resultaten, waaruit bleek dat deze programma's de pestreductie met ongeveer 19-20% en victimisatie met ongeveer 15-16% verminderden. Met betrekking tot de resultaten van het plegen van pesten, bleek het Olweus Bullying Prevention Program (OBPP) over het algemeen het meest effectieve interventieprogramma, dat het plegen van pesten met ongeveer 26% verminderde. Met betrekking tot slachtofferschap van pesten op school was het OBPP het derde meest effectieve anti-pestprogramma in termen van het verminderen van slachtofferschap.
Verschillende factoren dragen bij aan de effectiviteit van anti-pestprogramma's:
- De steun van de schoolomgeving. Onderzoek heeft aangetoond dat schoolleiderschap, gezamenlijke activiteit en verbinding tussen leraren allemaal direct gerelateerd zijn aan pestincidentie.
- De kwaliteit en betrouwbaarheid van de implementatie van anti-pestprogramma's die de hele school omvatten.
- Dosering (d.w.z. lengte en intensiteit van het programma).
- Fidelity (d.w.z. lessen die worden gegeven zoals bedoeld).
- Professionele ontwikkeling (leraren die mogelijkheden hebben voor professionele ontwikkeling over het onderwerp). Leraren die meer van de kernprogrammacomponenten implementeren, zullen waarschijnlijk grotere verminderingen van pesten realiseren.
- Het betrekken van leerlingen, het aangaan van relaties, het managen van de klas, het dienen als positieve rolmodellen voor prosociaal gedrag en het handhaven van schoolregels.
- Wanneer leraren zich meer bewust zijn van pesten en persoonlijk ingrijpen, communiceren ze ook dat er geen aanvaardbare rechtvaardiging is voor pesten op school, en daarom neemt het aantal gevallen van pesten onder hun leerlingen aanzienlijk af.
Het is belangrijk dat er een systeem wordt ontwikkeld voor het vaststellen van de effectiviteit van dergelijke programma's en dat er een grondige evaluatie plaatsvindt. Het OBPP heeft een dergelijk kwaliteitsborgingssysteem ontwikkeld, het Quality Assurance System of the OBPP (QAS, 2010), en er is systematische monitoring van het OBPP uitgevoerd in Olweus-gecertificeerde scholen in Litouwen en Noorwegen. Een school wordt gecertificeerd als een Olweus School als ze kan aantonen dat de OBPP-praktijken die door de school worden uitgevoerd, voldoen aan de Olweus-standaard en het Kwaliteitsplan van de School (QAS, 2010).
Leraren spelen een cruciale rol bij het succesvol implementeren van anti-pestprogramma's.
Hun betrokkenheid en inspanningen hebben een significante invloed op de effectiviteit van deze programma's. Leraren spelen een cruciale rol bij het creëren van een veilige en ondersteunende leeromgeving door leerlingen te betrekken, relaties aan te gaan, de klas te managen, als positieve rolmodellen te dienen voor prosociaal gedrag en schoolregels te handhaven. Leraren moeten worden gezien als actoren in de preventie van en interventie bij pesten.
Specifieke rollen en acties van leraren omvatten:
- Klassenmanagement Het is cruciaal voor de preventie van pesten en de ontwikkeling van een positief schoolklimaat. Disciplinaire methoden en coöperatief groepswerk op klasniveau zijn sterk geassocieerd met succes bij het verminderen van pesten en gepest worden.
- Duidelijke regels stellen tegen pesten Het hebben van klassenregels tegen pesten, klassenvergaderingen met leerlingen en bijeenkomsten met ouders zijn belangrijke maatregelen op klasniveau voor de succesvolle preventie van pesten op school.
- Directe interventie Leraren moeten bereid zijn om onmiddellijk in te grijpen en het pesten te stoppen. Ze moeten leerlingen die gepest worden beschermen en helpen in pestsituaties, en empathie tonen.
- Bewustwording en persoonlijke betrokkenheid Wanneer leraren zich meer bewust zijn van pesten en persoonlijk ingrijpen, communiceren ze dat er geen aanvaardbare rechtvaardiging is voor pesten op school, waardoor het aantal pestincidenten significant afneemt.
- Tutorship Het organiseren van klassenvergaderingen met leerlingen om het bewustzijn over pesten te vergroten en manieren te bespreken om ermee om te gaan, en het samenwerken met ouders zijn van belang. Het is belangrijk dat leraren ouders informeren over het werk tegen pesten.
Uit onderzoek blijkt dat leraren zich vaak onzeker voelen over hoe te reageren wanneer pesten zich voordoet en dat ze zelden effectieve strategieën toepassen als ze pesten constateren. Een veel voorkomende reden voor de ineffectiviteit van leraren bij het terugdringen van pesten is dat ze vaak geloven dat pesten deel uitmaakt van een normaal ontwikkelingsproces en verwachten dat gepeste leerlingen het pesten zelf oplossen. Leraren zijn eerder geneigd in te grijpen als ze vertrouwen hebben in hun aanpak van een pesterijsituatie (self-efficacy), als ze de pesterijsituatie als ernstig beschouwen of als ze sympathie/empathie hebben met een gepeste leerling.