Pesten is een complex, hardnekkig en veelvoorkomend probleem. In onderzoek wordt pesten meestal omschreven als: 'doelbewust agressief gedrag dat zich herhaaldelijk voordoet en waarbij slachtoffers zich moeilijk kunnen verdedigen'. Deze omschrijving werd in de jaren 90 geïntroduceerd door de Noorse onderzoeker Dan Olweus en wordt tot op de dag van vandaag gebruikt in wetenschappelijk onderzoek.
Er zijin ook veel misvattingen rondom pesten. Het is belangrijk om die eerst weg te nemen om te kunnen bepalen hoe pesten wél aangepakt kan worden. Zo zou elke leraar, leidinggevende, coach zich er van bewust moeten zijn, dat in iedere klas/team wordt gepest. "Iemand die zegt dat in zijn of haar klassen/team niet wordt gepest" hebben vaak ongelijk, zo blijkt uit onderzoeken.
Deze onderstaande video laat de complexiteit van het aanpakken van pesten zien in de omgeving van school (dit kan je ook eenvoudig doorvertalen naar een: werkomgeving, sportvereniging of bejaardentehuis).
► of zie video hier van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geeft een goede weergave 'waarom' het pesten aanpakken zo complex is.
Pesten heeft tal van negatieve consequenties (Salmivalli & Peets, 2009).
- Slachtoffers kunnen last hebben van psychische klachten, zoals gevoelens van eenzaamheid, gebrek aan zelfwaardering, geen vertrouwen hebben in anderen of depressiviteit. Niet alleen slachtoffers ondervinden (soms blijvende) problemen, ook pesters lopen het risico in hun ontwikkeling slechter af te zijn.
- Pesters leren niet met overleg of met begrip voor anderen iets te bereiken en blijven vaak onaangepast gedrag vertonen. Daardoor hebben ze een grotere kans om op latere leeftijd probleemgedrag te vertonen, zoals delinquentie (Nansel e.a., 2004).
- Klasgenoten die niet direct bij het pesten betrokken zijn, ondervinden vaak ook hinder van ernstige pesterijen; ze voelen zich minder veilig en zijn bang om het volgende slachtoffer te worden (Nishina & Juvonen, 2005).
- Pesten heeft tot slot ook negatieve gevolgen voor het welbevinden van leerkrachten (zie Espelage e.a., 2013). Bron RUG.