PO gr 6 tm 8 Groepsopdracht met het 5-stappenmodel voor omstanders docentenhandleiding | Stop Pesten NU

PO gr 6 tm 8 Groepsopdracht met het 5-stappenmodel voor omstanders docentenhandleiding

Docentenhandleiding: 

Doel van de les

De les richt zich op het ontwikkelen van inzicht bij leerlingen in groep 6, 7 en 8 over hoe zij kunnen reageren op pesten in hun omgeving. Door het 5-stappenmodel van omstandersinterventie leren de kinderen wat ze kunnen doen als ze zien dat iemand wordt gepest en hoe ze het verschil kunnen maken.

Leerdoelen:

  • Het herkennen van pestgedrag en situaties waarin hulp nodig is.
  • Leren wat je kunt doen als omstander om pesten te stoppen.
  • Ontwikkelen van verantwoordelijkheidsgevoel voor het helpen van anderen.
  • Vaardigheden ontwikkelen om effectief in te grijpen in pestgedrag.

Lesplan overzicht

  1. Introductie van het 5-stappenmodel (10 minuten)
  2. Groepsopdracht: Uitwerken van de 5 stappen in kleine groepjes (20 minuten)
  3. Scènes uitspelen en bespreking (10 minuten)
  4. Afsluiting en reflectie (10 minuten)

Totale tijd: 50 minuten.


1. Introductie van het 5-stappenmodel (10 minuten)

Leg het model uit in eenvoudige taal: Het 5-stappenmodel helpt kinderen te begrijpen hoe ze kunnen reageren als ze iemand zien die gepest wordt. Elke stap laat zien wat ze kunnen doen om te helpen.

Gebruik voorbeeldzinnen die aansluiten bij de belevingswereld van kinderen:

  • Stap 1: Het incident opmerken. “Zie je dat iemand wordt gepest? Bijvoorbeeld dat iemand wordt uitgescholden, buitengesloten of dat er vervelende grapjes worden gemaakt?”
  • Stap 2: De situatie zien als een noodgeval. “Denk je dat het echt gemeen is wat er gebeurt en dat diegene hulp nodig heeft?”
  • Stap 3: Verantwoordelijkheid voelen om in te grijpen. “Voel jij dat je iets moet doen? Denk je: ik wil helpen, want dit is niet eerlijk!”
  • Stap 4: Weten hoe je kunt helpen. “Bedenk wat je kunt doen. Misschien iemand erbij halen, zoals de juf of meester, of zelf zeggen dat het moet stoppen.”
  • Stap 5: De daad bij het woord voegen en helpen. “Doe dan echt iets om te helpen. Praat met het kind dat gepest wordt of zoek hulp van een volwassene.”

Voorbeeldvragen en -antwoorden om het gesprek te starten:

  • Vraag: “Wie van jullie heeft weleens iemand gezien die werd gepest?”
    • Antwoord: “Ja, laatst werd iemand uitgelachen omdat hij zijn broodjes liet vallen op de speelplaats.”
  • Vraag: “Wat voelde je toen je dat zag gebeuren?”
    • Antwoord: “Ik vond het zielig, maar ik wist niet wat ik moest doen.”

Doel van deze stap: De kinderen kennis laten maken met de stappen van het model en hen voorbereiden op de opdracht waarin ze deze stappen gaan toepassen.


2. Groepsopdracht: Uitwerken van de 5 stappen in kleine groepjes (20 minuten)

Verdeel de klas in kleine groepjes van 3-4 leerlingen. Laat de groepjes een situatie bedenken waarin iemand gepest wordt. Dit kan een situatie zijn die zich afspeelt in de klas, op het schoolplein, tijdens een sportactiviteit, of zelfs in de buurt. Laat hen de 5 stappen van het model gebruiken om uit te werken wat een omstander kan doen.

Voorbeeldsituaties voor de groepjes:

  • Een kind wordt elke dag uitgelachen omdat hij of zij niet goed kan voetballen.
  • Een klasgenoot wordt steeds uitgescholden om zijn/haar kleding.
  • Een leerling wordt constant buitengesloten bij groepjeswerk in de klas.

Laat de groepjes de volgende vragen beantwoorden aan de hand van de 5 stappen:

  • Stap 1: Wat zie je gebeuren?
    • “We zien dat er steeds over iemand wordt geroddeld achter zijn rug om.”
  • Stap 2: Wat maakt dit een noodgeval?
    • “We zien dat het kind verdrietig kijkt en helemaal alleen staat.”
  • Stap 3: Waarom is het belangrijk om in te grijpen?
    • “Het voelt niet eerlijk dat iemand steeds buitengesloten wordt, en ik wil helpen.”
  • Stap 4: Hoe kun je helpen?
    • “We kunnen naar het kind toe gaan en vragen hoe het gaat of zeggen tegen de anderen dat ze moeten stoppen.”
  • Stap 5: Wat zou je echt doen om te helpen?
    • “Ik zou naar de juf of meester gaan en zeggen wat er aan de hand is, of ik zou naast het kind gaan zitten en een praatje maken.”

Doel van deze opdracht: Kinderen laten nadenken over hoe ze pestgedrag herkennen en hoe ze praktisch kunnen ingrijpen.


3. Scènes uitspelen en bespreking (10 minuten)

Laat elk groepje hun situatie uitspelen. Vraag de groepjes om een korte scène op te voeren waarin een omstander ingrijpt om het pesten te stoppen. Moedig ze aan om creatief te zijn, maar zorg ervoor dat het blijft aansluiten bij de werkelijkheid van hun leeftijd.

Voorbeeldvragen tijdens het bespreken van de scènes:

  • Vraag: “Wat deden de omstanders in deze situatie goed?”
    • Antwoord: “Ze gingen meteen naar de juf om te vertellen wat er gebeurde.”
  • Vraag: “Welke van de 5 stappen was het moeilijkst voor jullie?”
    • Antwoord: “Het was moeilijk om echt iets te zeggen tegen de pesters, omdat we bang waren dat ze boos zouden worden.”

Doel van de scènes: Kinderen helpen om praktisch te oefenen met de 5 stappen en leren hoe ze op een positieve manier kunnen reageren op pestgedrag.


4. Afsluiting en reflectie (10 minuten)

Reflectievragen om de les af te sluiten:

  • Vraag: “Wat vond je het belangrijkste dat je vandaag hebt geleerd over het helpen van iemand die gepest wordt?”
    • Antwoord: “Dat het belangrijk is om niet weg te kijken, maar juist te proberen te helpen.”
  • Vraag: “Welke stap uit het model denk je dat je in het echt zou kunnen doen?”
    • Antwoord: “Ik zou naar iemand toegaan en vragen of het goed met ze gaat, en ze proberen op te vrolijken.”

Tip voor docenten: Sluit af met een korte boodschap dat iedereen een verschil kan maken en dat het goed is om altijd hulp te zoeken als je ziet dat iemand gepest wordt.

Doel van de afsluiting: Kinderen aanmoedigen om wat ze geleerd hebben in de praktijk te brengen en te zorgen voor een positieve, respectvolle omgeving.


Belangrijke opmerkingen voor de docent

  • Veilige omgeving creëren: Bespreek de regels voor een veilige discussie. Zorg dat elk kind zich comfortabel voelt om te spreken zonder dat er grapjes of negatieve opmerkingen worden gemaakt.
  • Positieve rolmodellen benadrukken: Moedig kinderen aan om elkaar te steunen en benadruk dat omstanders een belangrijke rol kunnen spelen bij het stoppen van pesten.

Lesdoel behaald: De kinderen hebben inzicht gekregen in hun eigen rol als omstander bij pesten, en ze weten nu wat ze kunnen doen om een verschil te maken in situaties van pestgedrag.