Deze les is gericht op jongeren in het voortgezet onderwijs en MBO (13-16 jaar) en helpt hen inzicht te krijgen in hun rol als omstander bij pesten. Door het 5-stappenmodel van omstandersinterventie toe te passen, leren studenten wat ze kunnen doen als ze zien dat iemand gepest wordt en hoe ze positief kunnen ingrijpen.
Leerdoelen:
- Het herkennen van pestgedrag en wanneer er ingegrepen moet worden.
- Verantwoordelijkheid leren nemen als omstander in situaties van pesten.
- Praktische handvatten bieden voor effectief en positief ingrijpen.
- Reflecteren op de eigen houding en rol bij pestgedrag.
Lesplan overzicht
- Introductie van het 5-stappenmodel (10 minuten)
- Groepsopdracht: Uitwerken van de 5 stappen in kleine groepjes (20 minuten)
- Scènes uitspelen en bespreking (10 minuten)
- Afsluiting en reflectie (10 minuten)
Totale tijd: 50 minuten.
1. Introductie van het 5-stappenmodel (10 minuten)
Leg het model uit in begrijpelijke taal: Het 5-stappenmodel laat jongeren zien hoe ze kunnen reageren als ze getuige zijn van pestgedrag. Iedere stap helpt hen om te begrijpen wat ze kunnen doen om te helpen.
Gebruik voorbeeldzinnen die passen bij hun leeftijd en beleving:
- Stap 1: Het incident opmerken. “Je ziet dat iemand wordt buitengesloten, bijvoorbeeld tijdens de pauze. Of je merkt dat er gemene opmerkingen gemaakt worden online.”
- Stap 2: De situatie zien als een noodgeval. “Vraag jezelf af: is dit echt serieus? Is het iets waar ik nu iets aan moet doen?”
- Stap 3: Verantwoordelijkheid voelen om in te grijpen. “Denk: ik wil hier niet bij staan en niks doen. Het voelt alsof ik iets moet ondernemen om het slachtoffer te helpen.”
- Stap 4: Weten hoe je kunt helpen. “Bedenk welke actie je kunt ondernemen. Praat met de persoon die gepest wordt, meld het bij een docent of mentor, of vraag anderen om samen iets te doen.”
- Stap 5: De daad bij het woord voegen en helpen. “Onderneem echt actie: ga naar de persoon toe, spreek de pester aan of zoek een volwassene voor hulp.”
Voorbeeldvragen en -antwoorden om het gesprek te starten:
- Vraag: “Hebben jullie weleens gezien dat iemand werd gepest op school of online? Wat zag je gebeuren?”
- Antwoord: “Ja, ik zag een keer dat een klasgenoot werd uitgelachen omdat hij iets verkeerds zei tijdens de les.”
- Vraag: “Wat ging er toen door je heen? Wat vond je daarvan?”
- Antwoord: “Ik vond het wel zielig voor hem, maar ik wist niet goed wat ik moest doen.”
Doel van deze stap: Studenten laten begrijpen welke stappen ze kunnen nemen bij het zien van pestgedrag en hen voorbereiden op de groepsopdracht waarin ze deze stappen gaan oefenen.
2. Groepsopdracht: Uitwerken van de 5 stappen in kleine groepjes (20 minuten)
Verdeel de klas in kleine groepjes van 3-4 studenten. Laat de groepjes een situatie bedenken waarin iemand gepest wordt. Dit kan een situatie zijn die ze in de klas zien, tijdens de pauze, in een WhatsApp-groep, of op sociale media. Laat hen de 5 stappen van het model gebruiken om te bedenken hoe een omstander kan reageren.
Voorbeeldsituaties voor de groepjes:
- Een student wordt tijdens de pauze buitengesloten en wordt steeds alleen gelaten.
- Een klasgenoot krijgt online haatreacties op een post.
- Een leerling wordt belachelijk gemaakt omdat hij/zij anders gekleed is of anders praat.
Laat de groepjes de volgende vragen beantwoorden aan de hand van de 5 stappen:
- Stap 1: Wat zie je gebeuren?
- “We zien dat iemand wordt genegeerd als er een groepje wordt gevormd in de klas.”
- Stap 2: Waarom zie je dit als een probleem?
- “Het lijkt niet eerlijk dat dezelfde persoon altijd wordt buitengesloten en dat hij/zij verdrietig kijkt.”
- Stap 3: Waarom wil je ingrijpen?
- “Ik wil niet dat iemand zich alleen voelt, en ik weet dat ik iets kan doen om te helpen.”
- Stap 4: Hoe kun je helpen?
- “We kunnen bij die persoon gaan staan tijdens de pauze, een gesprek beginnen, of het tegen een docent zeggen.”
- Stap 5: Wat ga je dan echt doen?
- “We besluiten om naar de persoon toe te gaan en hem/haar te betrekken bij onze groep, of we spreken de pesters erop aan.”
Tip voor mentoren: Moedig studenten aan om creatief en realistisch na te denken over wat ze zouden doen. Laat ze zich verplaatsen in de omstandersrol en de impact van hun acties inzien.
Doel van deze opdracht: Studenten laten nadenken over hun rol in situaties van pesten en hen helpen om praktisch te bedenken hoe ze in verschillende situaties kunnen ingrijpen.
3. Scènes uitspelen en bespreking (10 minuten)
Laat elk groepje hun situatie uitspelen. Vraag de groepjes om een korte scène op te voeren waarin een omstander ingrijpt om het pesten te stoppen. Moedig hen aan om het realistisch te houden en aan te sluiten bij wat ze in hun dagelijks leven zien.
Voorbeeldvragen tijdens het bespreken van de scènes:
- Vraag: “Wat deden de omstanders in deze situatie goed? En wat zou er anders kunnen?”
- Antwoord: “Ze gingen op een rustige manier naar de persoon toe en probeerden hem te helpen door te vragen hoe het ging. Misschien hadden ze ook direct tegen de pesters kunnen zeggen dat het gedrag niet oké was.”
- Vraag: “Welke stap uit het model was het makkelijkst om te doen? En welke stap vond je het moeilijkst?”
- Antwoord: “Stap 1 was makkelijk, want je ziet vaak snel wanneer iemand gepest wordt. Stap 3 vond ik lastig, omdat het eng kan zijn om in te grijpen.”
Doel van de scènes: Studenten laten oefenen met verschillende reacties op pesten, inzicht geven in de gevolgen van hun acties, en leren welke stappen effectief zijn om iemand te helpen.
4. Afsluiting en reflectie (10 minuten)
Reflectievragen om de les af te sluiten:
- Vraag: “Wat vond je het belangrijkste dat je hebt geleerd over ingrijpen bij pesten?”
- Antwoord: “Dat je niet bang moet zijn om iets te doen als je iemand ziet die gepest wordt, want het kan echt helpen.”
- Vraag: “Welke van de 5 stappen zou je in de toekomst willen proberen als je ziet dat iemand gepest wordt?”
- Antwoord: “Ik zou stap 4 willen proberen door te bedenken hoe ik kan helpen en dan bij die persoon te gaan staan of iemand erbij te halen.”
Tip voor mentoren: Moedig studenten aan om na te denken over hoe ze zelf het verschil kunnen maken