Doel: Leerlingen leren praktische tips voor het omgaan met geruchten en het bevorderen van een positieve klasomgeving.
Duur: 60 minuten
1. Inleiding (10 minuten)
Activiteit: Begin de les met een open discussie over geruchten. Vraag de leerlingen wat zij denken dat geruchten zijn en hoe deze de sfeer en dynamiek in de klas kunnen beïnvloeden.
Voorbeeldvragen:
- “Wat is volgens jou een gerucht?”
- “Hoe denk je dat geruchten de sfeer in de klas kunnen beïnvloeden?”
Toelichting: Leg uit dat geruchten vaak ongeverifieerde informatie zijn die zich snel verspreidt en schadelijk kan zijn voor de betrokkenen. Het is belangrijk om te begrijpen wat geruchten zijn en hoe ze invloed kunnen hebben op de klasomgeving.
2. Herkennen van roddelen (15 minuten)
Uitleg: Leg uit wat roddelen is en hoe je het kunt herkennen. Bespreek de kenmerken van roddelen en hoe het verschilt van normale communicatie.
Voorbeeld: “Een gerucht is vaak een ongeverifieerde bewering over iemand anders. Het kan gaan om iets negatiefs of ongefundeerds. Als je hoort dat iemand anders wordt belasterd, vraag je jezelf dan af of de informatie klopt.”
Oefening:
- Verdeel de leerlingen in groepen.
- Geef elke groep een lijst met situaties en laat ze bepalen of deze situaties voorbeelden zijn van roddelen of niet.
- Voorbeelden van situaties:
- “Een leerling zegt tegen anderen dat een klasgenoot niet eerlijk is bij het spel zonder bewijs.”
- “Een groep leerlingen praat over hoe hard iemand gewerkt heeft aan een project.”
Reflectie: Vraag na de oefening aan de leerlingen wat ze hebben geleerd over het herkennen van roddelen en hoe ze dit in hun eigen omgeving kunnen toepassen.
Voorbeeldvragen:
- “Wat zijn de belangrijkste kenmerken van roddelen?”
- “Hoe kun je een situatie beoordelen om te bepalen of het roddelen is?”
3. Wat te coen als je geruchten hoort (20 minuten)
Uitleg: Bespreek de stappen die leerlingen kunnen nemen als ze geruchten horen. Benadruk het belang van respectvolle communicatie en het zoeken van hulp bij volwassenen.
Voorbeeld: “Als je hoort dat iemand wordt geroddeld, praat dan met een volwassene die je vertrouwt. Als je het gerucht niet kunt stoppen, kun je ook de persoon zelf benaderen met respect en vragen of er een misverstand is.”
Oefening:
- Laat leerlingen in groepen scenario’s naspelen waarin ze respectvol omgaan met geruchten.
- Scenario’s kunnen zijn:
- “Je hoort een gerucht over een klasgenoot dat niet waar lijkt te zijn. Hoe spreek je dit aan met je vrienden?”
- “Je hoort dat iemand slecht over jou praat. Hoe ga je hiermee om?”
Rollenspel: Vraag de leerlingen om in paren te oefenen met het bespreken van deze scenario’s. De ene leerling speelt de rol van degene die het gerucht hoort, de andere speelt de rol van degene die het gerucht verspreidt of betrokken is bij het gerucht.
Reflectie: Vraag de leerlingen na het rollenspel hoe ze zich voelden en wat ze hebben geleerd over het omgaan met geruchten.
Voorbeeldvragen:
- “Hoe voelde je je tijdens het rollenspel?”
- “Wat heb je geleerd over hoe je geruchten op een respectvolle manier kunt aanpakken?”
4. Het creëren van een positieve klasomgeving (10 minuten)
Discussie: Bespreek hoe leerlingen een positieve sfeer in de klas kunnen bevorderen en het voorkomen van geruchten kunnen ondersteunen.
Voorbeelden:
- Organiseer Groepsactiviteiten: Stel voor om regelmatig groepsactiviteiten te organiseren die samenwerking en respect bevorderen. Dit kan variëren van teamspellen tot gezamenlijke projecten.
- Positieve Feedback: Moedig leerlingen aan om elkaar positieve feedback te geven en successen te vieren.
Activiteit: Laat de leerlingen brainstormen over ideeën om de sfeer in de klas te verbeteren en een ondersteunende omgeving te creëren. Ze kunnen ideeën opschrijven en presenteren aan de klas.
Reflectie: Vraag de leerlingen om na te denken over hoe ze de sfeer in de klas kunnen verbeteren en geruchten kunnen voorkomen door samen te werken en elkaar te ondersteunen.
Voorbeeldvragen:
- “Welke ideeën heb je om een positieve sfeer in de klas te bevorderen?”
- “Hoe kunnen we samenwerken om roddelen te voorkomen?”
5. Afsluiting (5 minuten)
Reflectie: Vraag de leerlingen om te reflecteren op wat ze hebben geleerd en hoe ze deze kennis kunnen toepassen in hun dagelijks leven.
Opdracht: Laat de leerlingen een kort plan opstellen over hoe ze een positieve bijdrage aan hun klas kunnen leveren en geruchten kunnen voorkomen.
Opdrachtomschrijving:
- Wat heb je geleerd? Schrijf kort op wat je hebt geleerd over het omgaan met geruchten en het bevorderen van een positieve klasomgeving.
- Hoe ga je dit toepassen? Bedenk een concrete actie die je kunt nemen om een positieve sfeer in de klas te bevorderen en roddelen te voorkomen.
- Wat kan de klas doen? Stel voor hoe de hele klas samen kan werken om een ondersteunende en respectvolle omgeving te creëren.
Afsluitende vragen:
- “Wat is één ding dat je hebt geleerd dat je gaat toepassen in je dagelijkse leven?”
- “Hoe ga je bijdragen aan een positieve sfeer in je klas?”